-
24 januari 2018
Vakbeweging slaat op tilt
Heeft de vakbeweging haar langste tijd gehad? Al jaren neemt haar invloed af, evenals het aantal leden. In de traditionele media is de aandacht voor haar beperkt, de kennis van zaken gering en de toon badinerend. Misschien is het tekenend dat het Financieele Dagblad (FD) daarop een uitzondering is. De 'eigen' papieren en digitale informatiekanalen zijn meer propagandistisch dan analyserend. Er zijn stakingen. Van onderwijs tot schoonmaak, van transport tot zorg, van supermarkten tot 'flex bezorgers', maar de bonden zijn daarin meer volgend dan organiserend en de behaalde resultaten zijn kwetsbaar.
Toegespitst op de FNV, en niet verder terug dan eind 2011, heersen conflict en crisis. Met veel stampij treden twee prominente bestuurders af. Bemiddelaars zoeken de oplossing in een nieuwe structuur, de vervanging van de oude federatie door een ongedeelde vakbond met voor het eerst een gekozen bestuur en Ledenparlement. De voorzitter is evenals zijn opvolger van 2017 een oud-marechaussee. Begin 2018 vertrekt de gekozen vicevoorzitter en halen de overgebleven bestuurders een nieuw programma, geheten Offensief, met moeite binnen. Dat is na een genegeerde motie van het Ledenparlement dat toch het Offensief weet aan te passen. De interne tegenstellingen zijn weer eens hoog opgelopen en terug te brengen tot het klassieke conflict tussen van 'onderop' {basis) tegenover van 'bovenaf' (top). Treurig en weinig inspirerend.
Een eerste verklaring
In die commotie schrijft Paul de Beer - buitengewoon hoogleraar arbeidsverhoudingen en verbonden aan het Wetenschappelijk Bureau voor de vakbeweging - een column in het FD (15-01-2018), waarin hij ingaat op de neergang van de vakbeweging. Hij stelt vast dat ze nog steeds een belangrijke partner is, zowel voor het overleg met de regering als in de cao's met de werkgevers. Bovendien neemt ze deel aan het beheer van een pensioenvermogen dat zowat twee keer zo groot is als het bruto binnenlands product. Zijn beoordeling is: als de cao-lonen al sinds mensenheugenis op de nullijn zitten, dan kun je je afvragen of het zoveel uitmaakt of je aan de cao-tafel zit. Punt. Belangrijker is dat zo'n generatie durende ervaring de vakbeweging tot een apparaat op afstand maakt, geen welkome steun en toeverlaat.
Als troost verwijst De Beer naar een internationaal onderzoek dat vaststelt dat de vakbonden de economische resultaten van de bedrijven nauwelijks benadelen. Ik heb het onderzoek “The economics of Trade Unions” van Richard Freedman en anderen (2017) niet gelezen, maar mag hopen dat ook de verjaging van de vakbonden uit de (multinationale) bedrijven, al of niet gesteund door wetgeving, de toon zet. Per definitie is vakorganisatie voor werkgevers en staat dus niet onschuldig. Maar dat doet niets af aan de feitelijke teruggang van de vakbeweging in het geïndustrialiseerde deel van de wereld. Beperkt tot Nederland ligt inderdaad een oorzakelijk verband met de stagnerende loonontwikkeling voor de hand, onderstreept door de verscherping van de sociale onzekerheid en uitbreiding van de precaire arbeid en armoede. Meer dan een gedeeltelijke verklaring is dat echter niet.
Een viertal aanvullingen
Hier, zij het beknopt, ter aanvulling een viertal verklarende ontwikkelingen. 1. Interne conflicten die verder gaan dan persoonlijke twisten op bestuursniveau, en dat is bijna altijd het geval, breken zelden de bureaucratische verhoudingen en maken ook de gekozen organen tot een bastion: 'geen vuile was naar buiten', 'geen pottenkijkers'. Leden die daar slechts van 'horen zeggen' op de hoogte zijn, dus geen 'insiders', gaan behoren tot het niet gewaardeerde 'passieve kader', een deel daarvan zal vroeg of laat afhaken.
2. Het door de overheid en werkgevers geprezen overleg krijgt al gauw de ideologische lading van samenwerking en dat is 'nu eenmaal' een kwestie van geven en nemen. Zelfs de geroemde verlichte ondernemers van inmiddels meer dan een eeuw geleden ging het om 'ordentelijke' besprekingen en voorzieningen. Samenwerking om de vorming van een permanente tegenmacht te voorkomen. Wordt een dergelijk overleg om te 'beheersen' gewoongoed in de vakbeweging en bedrijven, in vergaderingen en scholingen, dan blokkeert dat de opbouw van een tegenmacht. Met als één van de gevolgen dat zichtbaarheid en zelfstandigheid het verliezen van rituelen, waarin zelfs een oproep als ''Actie, actie'' wordt opgenomen. Deelname aan dergelijke overlegstructuren kweekt 'professionele kaderleden', een selectieve gelaagdheid in de vakorganisatie die uitsluitende trekken heeft.
3. Waren de eerste twee pogingen tot verklaring niet specifiek voor actuele ontwikkelingen in economie, politiek en sociale verhoudingen, een derde is dat wel. Namelijk de versterking van rechtse partijen en opvattingen die ook in de regeringen – bijvoorbeeld in de Europese Unie – aan de orde van de dag is, betekent onvermijdelijk een aanval op de vakbeweging. De overgevoeligheid van die regeringen en hun partijen voor extreem rechts zal de beheersing van de aan de vakbeweging geboden overlegruimte doen toenemen. Uitgesproken vakbondsvijandigheid is daarbij beslist niet uitgesloten. Openlijke kritiek op een dergelijke bedreiging is het minste dat vakbondsleden te doen staat om het vertrouwen binnen en buiten de eigen organisatie te winnen en te behouden.
4. Tot slot, niet bepaald een aanvullende puntje. Volgens een echte prins van oranje en de VVD-koningin Kroes voltrekt zich een nieuwe fase van het kapitalisme: de veralgemening van het ondernemerschap. Denken en handelen als een ondernemer verliezen hun exclusiviteit en ontwikkelen zich tot een algemene bestaansvoorwaarde. Spraakmakend aan de tablettafel in koffiebars. Meer dan een derde van de leeftijdsgroep 15 tot 34 jaar denkt freelancer of zzp'er te worden. Eind 2017 komt het CBS uit op meer dan een miljoen zzp'ers, een dikke 12 procent van de beroepsbevolking. Hoe deze 'platform economie' de grote internationale ondernemers zal vervagen, is voorlopig een onbescheiden vraag. De gevolgen staan centraal in het FNV Offensief tegen de ''doorgeschoten flexibilisering'', de aangekondigde strijd is voorlopig meer een wens dan een daad. Aannemelijk is dat succes bepalend is voor de toekomst van de vakbeweging.
Vicieuze cirkels zijn moeilijk te doorbreken. Er staat een stugge klaar. Gebrekkige resultaten tasten de aantrekkings- en slagkracht van de vakbeweging aan die op hun beurt de kansen op succes verkleinen, en verder. De volgende keer, als de rook wat is opgetrokken, met genoegen een doorbraakpoging.