Skip to main content
  • 07 januari 2008

Splitsen

KeesStad

Binnen radicaal links in Nederland heb je degenen die dierenstrijd heel belangrijk vinden en degenen die het stiekem maar niks vinden.

Ik zelf had er lange tijd niet zo'n mening over. Er zijn immers zoveel politieke hobby's. Ik had het heel lang op met de bevrijdingsstrijd in Midden-Amerika, dus waarom zou je mensen gaan zitten dissen die het opnemen voor dieren? Maar de laatste tijd gaat het steeds meer knagen. Twee fenomenen hebben daarvoor gezorgd: 'veganisme' en - als poging om dat eerste ideologisch te beargumenteren - het 'specisisme'. Naarmate het Nederlandse activistische wereldje kleiner wordt, worden die twee daarbinnen steeds overheersender. Misschien zit daar wel verband tussen?

Met name het construct 'specisisme' is een ideologisch gedrocht dat in feite onverenigbaar is met enige linkse praktijk. Kort gezegd komt het er op neer dat je geen onderscheid mag maken tussen mensen en andere levende organismes. Fanatieke dierenactivisten stellen dat 'specicisme' even erg is als racisme en seksisme. Ze hebben tegenwoordig een eigen symbool om dat te benadrukken, dat niet toevallig een variant is op de aloude antifa-vlag. In plaats van een zwarte en een rode vlag, wappert er in hun versie een zwarte en een groene. Ze noemen vlees eten 'de holocaust op je bord' en bont is 'moord'.

Maar het is natuurlijk volstrekt onlogisch en onhaalbaar om 'geen onderscheid tussen levende organismes' te maken. Het lijdt ook in toenemende mate tot verdwazing in het actievoeren. Zo zijn er laatst in Frankrijk zelfs insecten uit een laboratorium 'bevrijd'. Het is ook geen toeval dat er onder dierenactivisten nogal wat overlappingen met extreemrechts floreren. Als je niet meer investeert in het goed analyseren van de machtsverhoudingen in de wereld en je handelen laat bepalen door een mengsel van vage ideeën en veel emoties, hoef je daarvan niet versteld te staan.

Dit alles speelde in verhevigde mate door mijn hoofd toen ik machteloos moest toekijken bij het zoveelste geval van mensenkwellerij waar niets tegen gedaan werd.

Een keurige Oost-Europese man was in de kerstvakantie op het Rembrandtplein in Amsterdam gaan zitten op een klapstoeltje. Voor zich had hij wat tekeningen op straat uitgestald die hij kennelijk probeerde te verkopen. "Goh, leuk" dacht ik toen ik erlangs liep op weg naar de bioscoop om kaartjes te kopen "een beetje straatkunst in de stad!". Toen ik met de kaartjes op zak tien minuten later terugliep, stond de man naast zijn stoeltje, in de boeien geslagen door twee jongen agenten. Eentje hield hem achteloos vast terwijl zijn vrouwelijke collega ongegeneerd in zijn plastic boodschappentas aan het graaien was.

Niemand had verder oog voor dit schouwspel, het drukke plein was vrolijk bezig met de uitverkoop. Ik twijfelde wat ik kon doen en besloot het aan het slachtoffer te vragen, nadat ik enigszins uit het zicht van de agent bij hem in de buurt was gaan staan. "Do you need help?" probeerde ik maar. "Yes of course, but what can you do?" (ironische toon en hoofdgebaar richting agenten). "Eh, maybe I can contact somebody to tell something?" (terwijl het idee door mijn hoofd schoot om de agent een douw te geven zodat de man zou kunnen ontsnappen). "No, that's not necessary, a friend is also here". Waarop de agent het doorkreeg en met de gebruikelijke briljante vraag "of ik een probleem had" en de hand op de knuppel op me af stapte.

Een paar honderd meter verderop waren tegelijkertijd activisten bezig met een blokkade van Theater Carré omdat het circus aldaar met dieren werkt.