• 29 augustus 2008
    Linkse discussie

Licht en luchtig

Ronald van Haasteren

Woensdagavond mocht de cultuursocioloog Gabriël van den Brink bij Nova een duit in het inmiddels goed gevulde Duyvendak-zakje doen. De socioloog reageerde onder meer op uitspraken van ondertekenaars van de Volkskrant-advertentie uit 1987 waarin solidariteit werd uitgesproken met de publicatie in Bluf! van gestolen documenten. De geïnterviewde ondertekenaars draaiden en kronkelden nu voor de verandering eens niet, maar stelden dat ze geheel terecht destijds de advertentie hadden ondertekend en nu nog steeds pal stonden voor het publiceren van overheidsgeheimen, ook als die niet volgens de regels der kunst in de openbaarheid zijn gekomen. Van den Brink sloeg vooral aan op de constatering dat er sprake was van een klopjacht van rechts op links en dat in Nederland de touwtjes van bovenaf wel weer heel strak werden aangetrokken.

Onzin om dat de politiek in de schoenen te schuiven, vond Van den Brink. De nieuwe roep om normen en waarden en moralisering van de samenleving is niet een van bovenaf geparachuteerd politiek project, maar een ontwikkeling die vanuit de samenleving zelf op gang is gekomen. Daar heeft Van den Brink natuurlijk deels gelijk in, ook al lijkt hij iets te weinig oog te hebben voor het feit dat het prima in het straatje past van sommige politieke stromingen om een dergelijke ontwikkeling te omarmen en aan te jagen en in te passen in een eigen politieke agenda. Maar daar gaat het nu even niet om. Het was vooral de manier waarop Van den Brink sprak over de - in zijn ogen toe te juichen – hermoralisering van de samenleving en de opmars van het fatsoenlijk burgerdom. Het was een ronduit naargeestig verhaal, ook door de manier waarop Van den Brink er bij keek. Geen opgeluchte, vrolijke, creatieve man die de geneugten van de moralisering aanprees. Nee, met zijn woorden daalde een klamme deken over de huiskamer waardoor alle zuurstof uit de lucht werd getrokken.

Wat waren de nu verdoemde jaren tachtig dan toch eigenlijk heerlijk licht. Ja, het waren óók gepolariseerde en harde tijden, maar wat een lol hebben we gehad in onze bevochten vrijruimtes, in de strijd met de autoriteiten, in acties van allerlei kleur en smaak, in de doe-het-zelf-projecten die als paddestoelen uit de grond schoten. Het leven in eigen hand nemen, autonomie, experimenteren, creativiteit, ontregelen, de kont tegen de krib, zelfbepaald leven, lucht en licht, de wereld aan je voeten en dansen op de vulkaan. Kom daar nu nog maar eens om. Van den Brink kon het alleen hebben over het einde van het gedogen, het aanscherpen en handhaven van regels, zelfbeperking in het openbare en privé-leven, het aanscherpen van overheidscontroles, herstel van gezag en orde. Ter meerder eer en glorie van, ja, van wat of wie eigenlijk? Dat werd niet echt duidelijk. Net zo min als duidelijk werd over welke normen en waarden het hier gaat. Op de een of andere manier kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat Van den Brink daarbij niet in eerste instantie denkt aan de nieuwe rijken, de stenenschuivers, de vrije jongens en andere lieden die de neoliberale speeltuin die Nederland is gebruiken om in een schimmig grijs gebied van onder- en bovenwereld de bloemetjes fors buiten te zetten. Het gaat natuurlijk gewoon weer om de lagere klassen van de maatschappij die in het gareel moeten. Welkom in de brave nieuwe wereld aan de Noordzee.