-
27 juli 2006
Kijk eens door de ogen van je vijand...
Een paar jaar geleden vertoonde het Holocaust Museum in Washington een tentoonstelling van antisemitische propaganda. De samensteller van de expositie pareerde de onvermijdelijke kritiek als volgt: ‘Het is verstandig om zo nu en dan naar jezelf te kijken door de ogen van je vijand.’ Een actueel advies ook voor de man die een paar honderd meter verder in een groot wit huis woont; voor zijn goede vrienden in Israël; en natuurlijk voor hun enemies you love to hate, die lui van Gods partij. Zouden ze eens wat beter begrijpen wat hun tegenstanders drijft, wie weet was dan uiteindelijk vrede in plaats van oorlog het resultaat. Of in elk geval knarsetandende coëxistentie, voor zolang het duurt. Alles beter dan deze shit.
Maar daar wil ik het nu even niet over hebben. We kennen inmiddels ieders mening over de nieuwste oorlog in het Midden-Oosten wel. Van Marcel van Dam via Mient Jan Faber naar Mohammed Benzakour en dan weer terug. Nee, dat kijken naar jezelf door de ogen van je vijand, ik heb het eens geprobeerd. Viel niet mee zeg! Vijftig tergende minuten lang bekeek ik een documentaire over Constant Kusters en zijn Nederlandse Volks Unie. Juist ja, neonazi’s van Dietschen bloed.
Het begin ging nog wel. Ik zag een soort Man Bijt Hond of – voor de oudere lezers onder ons –Showroom. Zo meldde ene Sven Skoda (what’s in a name), Duits informaticastudent en net als zijn Kameraden van 65 jaar terug op langdurig bezoek in Nederland, monter: “Mijn bijbaantje is neonazi zijn.” Lachen. Er was ook een John Willems uit het Brabantse Ravenstein, een ogenschijnlijk brave jongen die ondanks zijn vervaarlijke skinheadoutfit heel lief een poesje aaide. John, ofwel de Germaanse Jeugd Nederland, wees op de oude geveltjes van zijn stadje (‘mijn authentieke Nederland’); en bleek veertig jaar welzijnswerk samen te ballen in één motto: ‘Voor een eigen stukje cultuur temidden van het multiculturele gebeuren’.
Het lachen verging me toen ik eens wat beter naar de leider luisterde. Door de ogen van Constant Kusters zag ik ineens mijzelf. En wat klonk het vertrouwd! ‘Bush, Sharon, moordenaar!’ scandeerde hij al demonstrerend in Den Haag. Nederland, zo zei Kusters, is geen democratie maar een democratuur. Ik neem niet aan dat Constant de Konfrontatie van januari 1994 thuis heeft liggen, en al evenmin dat hij Eduardo Galeano in zijn kast heeft staan, maar in beide gevallen vinden we dezelfde woorden terug.
Verontrustender vond ik te moeten vaststellen dat de nationaal-socialen zich oprecht druk leken te maken over de kloof tussen arm en rijk in Nederland. Althans, Kusters werd echt vinnig toen hij – met een luxe buitenwijk van Arnhem achter hem - uitlegde dat de ‘beleidsmakers’ die daar woonachtig waren, zelf nooit arme allochtonen in hun wijk toe zouden laten. Wat ongetwijfeld waar is.
En toen plantte de jonge visionair zijn blik ergens op de horizon voorbij de villawijk, en kondigde een revolutie aan. “Er komen nieuwe denkers aan. Het zal niet met bloedvergieten zijn, maar misschien zijn wij dat wel.” Getverderrie, dat soort dingen zeg ik ook!
Al met al had de verwarrende observatie zich in mij genesteld dat deze griezelige neonazi’s misschien niet op mij en de mijnen lijken, maar ik wel op hen. Ik heb het niet over de kale koppen, de gemeenschappelijke vijand die we delen, en al helemaal niet over het racisme dat we zeker níet gemeen hebben. Maar fanatieker dan goed voor me is, of voor het doel dat me voor ogen staat, dat ben ik soms ook. Althans wel zolang ik als Constant Kusters klink.