Skip to main content
  • 05 september 2008

De jurkjes van Femke.

Wendela de Vries

We hebben veel gemeen, Femke en ik. We zijn bijna even oud en hebben allebei kinderen. We zijn geboren en opgegroeid in dezelfde textielstad, met veel werkloosheid en gastarbeiders (Turken, dachten wij toen nog. Achteraf blijken het vooral Koerden geweest te zijn.) Ook míjn vader werkte er voor de gemeentelijke overheid. Het cruciale verschil zit hem denk ik in onze moeders: Terwijl Femkes moeder wethouder werd voor de PvdA, werd mijn moeder activist.

Ach mijn moeder… Ik weet nog goed hoe mijn grote zus beursgemept en met rode ogen van het traangas thuiskwam van de Dodewaardblokkade. In haar lullige plastic regenjasje, dat niet bestand was geweest tegen het waterkanon. Volledig ontredderd en verbijsterd over het geweld dat over haar was gekomen, terwijl zij keurig burgerlijk-ongehoorzaam haar burgerplicht dacht te vervullen. Mijn moeder was woedend. Waar mijn vader, mild en diplomatiek, het nog probeerde op te nemen voor de burgermeester van Dodewaard (burgemeester of burgermeester?), die natuurlijk overvallen was door een gigantisch openbare ordeprobleem, riep mijn moeder dat ze haar kinderen had opgevoed om voor rechtvaardigheid te staan. En dat ze het niet nam. En dat ze volgende keer mee zou gaan. Hetgeen ze deed.

Wat deed Femkes moeder in die tijd? Vergaderen met het PvdA-afdelingsbestuur over sloop van leegstaande textielfabrieken?  Subsidie verstrekken voor activiteiten voor laagopgeleide werkloze jongeren? Ik heb geen idee. Ik denk in elk geval niet dat ze op de barricade stond. Ik denk ook niet, dat Femke ooit op de barricade heeft gestaan. Of begrepen heeft wat mensen daar deden. Ik betwijfel zelfs of Femke ooit woedend is geweest over onrecht. Binnen haar wereld van orde en regeltjes kan woede eigenlijk niet bestaan. Alles kan worden opgelost als we maar netjes met elkaar vergaderen. Met een voorzitter en een notulist en een agenda en amendementen.

Maar ik weet het niet zeker, natuurlijk. Wat ik wel weet, is dat Femke dol is op jurkjes kopen. Het is, zo zei ze in een interview, haar “shortcut to heaven.” Tja, iedereen heeft zo zijn eigenaardigheden. (Ik ga hier niet vertellen wat mijn shortcut to heaven is) De jurkjes van Femke komen echter niet bepaald van de Ten Katemarkt. Er hangt een prijskaartje aan waar menig bijstandsmoeder bleek van zou wegtrekken. En Femke is niet de enige die zich te buiten gaat aan dure hobbies. Haar collega Vendrik schijnt dol te zijn op Armanipakken. Ik zou zeggen: van de kosten van de garderobe van de GroenLinksfractie is een behoorlijk stevige campagne tegen klimaatverandering te voeren.  

Misschien is het wel de kift, omdat ik in een slechter verdienende tak van het politiek bedrijf werkzaam ben. Terwijl ik ook best dol ben op jurkjes. Maar als ik ze zie lopen in hun honderden euro’s herinner ik mij hoe de leden van de Groene fractie in het Europees Parlement zo’n 20 jaar geleden allemaal bewust in slobbertruien en spijkerbroeken liepen, om niet anders te zijn dan de ‘gewone’ mensen die ze vertegenwoordigden. Misschien is dat ook al niet meer zo, ach ja, de tijden veranderen, en uiteindelijk worden we allemaal zakkenvullers. Overigens wil ik niet alleen op GroenLinks hakken. De nieuwe fractieleidster van de SP kan er ook wat van, van shoppen in te dure shops. Al die Parlementierders gaan tegenwoordig zo duur gekleed. Alleen Remi Poppe, die kan zo weer de fabriek in.

Mijn moeder heeft nachtenlang met ons gediscussieerd over de plicht tot verzet en de grenzen van burgerlijke ongehoorzaamheid, en over de ‘criteria van Schuyt”. Opvoeden noemde ze dat. Doodmoe werd je ervan. Maar als Femke en haar moeder daar ook wat langer over hadden doorgepraat had het politieke debat er de afgelopen maand misschien anders uitgezien.

Mijn moeder is inmiddels al een paar jaar dood. Ze heeft een enorm archief nagelaten, vol papieren, boeken en tijdschriften over politiek en filosofie. Daar wordt nu een beetje in opgeruimd door mijn vader van 83. Dat vindt hij fijn om te doen, dan is het net of ze er nog een beetje is. Vorige week belde hij me nogal giechelig op “Wat ik nu toch in je moeders papieren heb gevonden”zei hij. “Heel toevallig! Een Bluf! Uit 1985! Vol met gestolen papieren! Hoe kwam ze daar nou toch weer aan?”