Skip to main content
  • 16 januari 2022

Autonomie, zelfredzaamheid, eigen verantwoordelijkheid: hou ze uit elkaar!

Peter Storm

Als anarchist koester ik persoonlijke autonomie – die van jou en die van mij – als kernwaarde. Mij gaat niets boven Mij, schreef individualistisch anarchist Max Stirner al. En dus gaat Jou niets boven Jou, want vanuit jou gezien ben jij een mij en ik een jij. En waarom zou voor mij gelden wat voor jou niet geldt?

Zonder gelijkwaardigheid is mijn autonomie hetzij een gevaar door jou, hetzij een gevaar voor jou. Dan is er immers hiërarchie, dan staat de een boven de ander in een machtsverhouding. Autonomie. En omdat mensen sociale wezens zijn, vindt autonomie alleen bevestiging in wederkerigheid en solidariteit. Jouw autonomie gaat mij aan, en andersom. Max Stirner heeft die andere anarchist Peter Kropotkin nodig, en vice versa. Anarchisme is zelf doen, samen doen. Niet louter zelf. Niet louter samen. Allebei.

Wat betekent die autonomie? De letterlijke betekenis: zelf (auto) de wet (nomos) stellen. Jij bepaalt zelf wat jij doet, wil, nodig hebt, verlangt en ga zo maar door. Niet een ander, niet ik, maar jijzelf. Ik bepaal dat voor mijzelf, en niet voor een ander, en dus ook niet voor jou. Waar anderen ons tot dingen verplichten, ons dingen opleggen, voorschrijven, decreteren, daar staat onze autonomie op het spel. Het gaat om de fundamentele zeggenschap die iedereen heeft over zichzelf. Dat is autonomie.

Wat dat ‘zelf” precies is? Daar zijn filosofen het grondig over oneens, en anarchisten die verschillende filosofieën hanteren dus ook. Ik stel me als anarchist graag op in de traditie van de radicale Verlichting, net als een vroege anarchist als William Godwin. Volgens mij is er zoiets als een ‘zelf’. Anarchisten om me heen zien dat, vaak onder invloed van poststructuralistische denkers als Michel Foucault, heel anders. Dat ‘zelf’ is volgens deze denkers eerder iets vluchtigs, het is eerder een knooppunt van impressies en effecten die met ratio, emotie en zintuigen als ‘zelf” worden geregistreerd, zonder dat met die waarneming daadwerkelijk een bestaand ‘zelf’ correspondeert. Weer andere anarchisten werken op basis van weer heel andere filosofische concepties die ook het ‘zelf’ sterk relativeren.

Het grappige is dat ook mensen die dat autonome zelf deconstrueren – zo heet dat in poststructuralistische kring – of anderszins het bestaan ervan betwisten, hun eigen autonomie geneigd zijn te verdedigen alsof het iets is dat wel degelijk bestaat. Mijn moderne Foucault-geïnspireerde kameraden hechten bepaald niet minder aan hun autonomie dan ik met mijn ouderwetse Verlichtings-individualisme. Anders gezegd: anarchisten hebben de neiging om hun autonome zelf zelf naar voren te brengen, als iets dat inherent waardevol is. Ik ben dan zo eigenwijs om te zeggen: dan is dat blijkbaar ook inherent waardevol, die autonomie.

Ik ken geen anarchist die zegt: ‘mijn individuele zelf is slechts een illusie, wals er maar overheen, see if I care, sla Foucault of Derrida er maar op na.’ Op mijn beurt kan ik me indenken dat ik na grondige lezing van Foucault mijn standpunt grondig herzie. Maar ik mag hopen dat ik daarmee niet mijn diep beleefde maar analytisch misschien niet sluitend te beargumenteren persoonlijke autonomie te grabbel ga gooien. Er gaat iets aan al het gefilosofeer vooraf: mij gaat niets boven mij, en ik erken dat jou niets boven jou gaat.

Die autonomie is uiteindelijk geen ontologisch concept, geen vraagstuk van hoe-dingen-wezenlijk-in-elkaar-zitten. Het betreft een moreel concept: het gaat om juist en onjuist, rechtvaardig en onrechtvaardig handelen, om ethiek, en die kun je heel uiteenlopend funderen. Het betreft het innemen van een stelling in de vrijheidsstrijd. Ongeacht hoe we de persoonlijke autonomie filosofisch verankeren, we gedragen ons allemaal alsof die autonomie iets wezenlijks is. Dat hebben we als anarchist gemeenschappelijk: die autonomie als kernwaarde.

Zelfredzaamheid is geen autonomie

Dit hele concept staat los van de vraag hoe ieder van ons er voor kan zorgen dat die autonomie gewaarborgd wordt. Autonomie is de zeggenschap over jezelf. Hoe je er voor zorgt dat er niet over je heen gelopen wordt, is iets anders. Juist omdat capaciteiten uiteenlopen, is het waarborgen van ieders persoonlijke autonomie een sociaal proces! Mensen springen elkaar hier in bij, mensen helpen elkaar zodat ieder van ons tot haar, tot hun of tot zijn recht komt. Was dat niet zo, dan zouden immers mensen die minder zelfredzaam zijn op allerlei gebieden, automatisch ook flink wat autonomie kwijtraken. In de kapitalistische praktijk is dat ook het geval. Maar als anarchisten hekelen en bestrijden we juist de onderdrukking die dat inhoudt.

Als autonomie zelfredzaamheid zou betekenen, dan zou autonomie het voorrecht worden van alleskunners op alle vlakken. Dan zou autonomie voorbehouden zijn aan supermensen, en de rest van ons zou afhankelijk van, ondergeschikt aan en uiteindelijk verlengstuk en middel zijn van een elite van hoogst autonome mensen. Grappig genoeg zou die elite zelf ook weer afhankelijk zijn van het werk dat ze de rest van ons laat doen, dus de muis zou in eigen staart bijten zodra de rest van ons daar geen zin meer in heeft en zich laat gelden. Maar dat is weer een heel ander verhaal.

Autonomie is – wil het in anarchistische termen ergens op slaan – dus geen kwestie van vaardigheden en vermogens. Een persoon zonder armen, benen, gezichts- en gehoorsvermogen die voor heel veel handelen hulp nodig heeft, is precies net zo’n autonoom persoon als degenen die die hulp verlenen. Hoeveel beperkingen iemand ook heeft, aan diens autonomie, diens fundamentele zelfbepaling, verandert dat niets. Hooguit aan de voorwaarden waaronder die autonomie kan worden uitgeoefend. Iemand die een rolstoel gebruikt om zich voort te kunnen bewegen, zal soms assistentie nodig hebben. Maar het is aan die persoon zelf om daarin de keuzes te maken die passen bij diens autonomie. Hulp opdringen is, hoe goedbedoeld ook, net zo zeer een inbreuk op diens autonomie als hulp weigeren. De persoon zelf blijft degene die zelf bepaalt wat die persoon wil, en hoe. Ik ga er hier even van uit dat die persoon dat ook kan aangeven. We zullen zien dat dit uitgangspunt lang niet altijd automatisch geldt.

Anarchisme, liberalisme en neoliberalisme

Hier zit een fundamenteel onderscheid tussen anarchisme en liberalisme. Voor liberalen is autonomie en zelfredzaamheid verbonden. Neoliberalen hebben die verbintenis gecultiveerd tot hoogste wijsheid, doorgaans met overvloedig gebruik van een kreet als ‘eigen verantwoordelijkheid’. Het idee is dat mensen die zichzelf goed kunnen redden, de norm zijn. Zij zijn dan autonome individuen die verantwoordelijkheid kunnen nemen, en ook horen te nemen voor hun leven. Mensen die minder zelfredzaam zijn, tijdelijk door ziekte of inkomensverlies, permanent door een fysieke en/of mentale beperking, verdienen volgens veel conservatieven en liberalen weliswaar hulp, maar leveren in ruil daarvoor autonomie in. Hulp wordt dan liefdadigheid in paternalistische verhoudingen: de arme hulpbehoevende stakkers zet je onder toezicht en berg je op. Wij verzorgen jou, maar dan nemen wij ook de beslissingen over je.

Neoliberalen redeneren veelal anders. Zij blijven ook mensen met ziekte of beperking genadeloos afrekenen op zelfredzaamheid. Knarsetandend erkennen ze wellicht dat mensen hulp behoeven. Een staat die mensen openlijk laat verrekken, verliest legitimiteit en roept boosheid op. Zieke mensen laten doodgaan is bovendien kapitaalvernietiging want dan moet er weer nieuw personeel worden opgekweekt, opgevoed en opgeleid. Duur grapje, gezondheidszorg is dan goedkoper. Van die zorg maakt het neoliberale stelsel dan natuurlijk een bedrijfstak, geen nutsvoorziening. Zodat wat de maatschappij geld kost, ondernemers in ieder geval bakken geld oplevert.

Hulp is er dan ook wel, als verdienmodel en als stoplap om mensen zo productief en nuttig te krijgen en te houden. Maar mensen moeten dan vooral zelf aangeven wat voor hulp, op zoek naar hulpverleners en naar geld om die te betalen. Dat heet dan ‘de cliënten krijgen de regie’ van hun eigen ‘traject’. Het komt er op neer dat mensen die al moeite genoeg hebben om zich staande te houden, een heleboel extra stress opgedrongen krijgen om achter budgetten, voorwaarden en erkenning aan te gaan. Jaarlijks of tweejaarlijks de zenuwentoestand op persoonsgebonden budget weer geregeld te krijgen, dat soort dingen. Weer worden mensen afgerekend op zelfredzaamheid – want wie dit niet gedaan krijgt, kan in eigen misère wegzakken. Had je maar je verantwoordelijkheid als autonoom persoon in deze vrije maatschappij moeten nemen, nietwaar?

Natuurlijk krijgen de mensen die er wel in slagen om hulp geregeld te krijgen, zo min mogelijk van die hulp. Amper genoeg, vaak gewoon te weinig. Anders zou immers de ‘prikkel’ om het zelf weer helemaal aan te kunnen wegvallen. Mensen moeten – ook zo’n neoliberaal riedeltje – vooral niet ‘in de slachtofferrol blijven hangen’. De hele retoriek gaat er van uit dat mensen het allerliefst heel uitgebreid geholpen willen worden door dure professionals en met kostbare voorzieningen, hetgeen dan natuurlijk tot budgetoverschrijding en misbruik leidt. Alsof mensen niet uit zichzelf een voorkeur zouden hebben om hun eigen leven op poten te zetten. Alsof mensen het leuk vinden om afhankelijk en hulpbehoevend te wezen. Alsof je ze daarin maximaal moet ontmoedigen en tegenwerken.

Zelfredzaamheid wordt als norm gepusht en ingekleed als autonomie, wat het echter in het geheel niet is. Want al die zelfredzaamheid is vooral bedoeld om mensen weer aan het werk te krijgen, of naar school, of naar welke maatschappelijke functie in de maatschappij dan ook. In al die functies zijn mensen niet autonoom, maar heteronoom, oftewel: anderen stellen hen de wet en de regels.

Anders gezegd: voor neoliberalen – en hun sponsors in de kapitalistenklasse – is zelfredzaamheid geen doel, maar een middel. Het doel er achter is niet autonomie, maar het tegendeel ervan: productieve onderworpenheid aan kapitaal, staat en aanpalende onderdrukkingsstelsels. We moeten onszelf dus redden om des te beter opgeleid, uitgebuit, onderdrukt, gemanipuleerd, als burger misbruikt en als consument leeg getrokken te worden. We zijn middelen, de heteronomie regeert. Het feit dat deze zelfredzaamheid soms autonomie wordt genoemd is geen enkele reden om deze zelfredzaamheid niet heel scherp van werkelijke autonomie te onderscheiden. Ze is het instrument van haar heteronome tegendeel.

Natuurlijk is zelfredzaamheid buiten deze kapitalistische context geen verkeerde zaak. Maar ook dan is het een middel, geen doel. Het zou fijn zijn als ik op sommige punten wat zelfredzamer was. Dan kon ik mijn autonomie beter verdedigen, dan kon ik beter deelnemen aan de strijd om ieders autonomie in solidariteit te helpen waarborgen. Maar ik ben geen minder waardevol mens, ik heb niet minder ‘recht’ op die autonomie, enkel en alleen omdat ik mezelf niet weet te redden. Het gaat nog altijd om mijn leven waar ik graag zelf over beschik. Zelfredzaamheid is een middel, geen norm.

Voorbij bevoogding en afzijdigheid: solidaire hulpvaardigheid

Hoe diep de verwarring tussen autonomie en zelfredzaamheid soms zit, merk ik helaas ook om me heen. Ik zit – het zal lezers van mijn website niet zijn ontgaan – in een burn-out, en veel dichter in de buurt van een depressie dan me lief is. Mensen om me heen – kameraden, waaronder geweldige vrienden, ik heb hun lof eerder bezongen – zijn geweldig supportive. Hoe vaak krijg ik niet te horen: als je iets nodig hebt moet je het zeggen hè? Mensen respecteren tegelijk mijn eigen way of handling things, en in die zin mijn autonomie. Ik kan mijn verhaal doen, ik krijg de ruimte… maar ik moet niet als ik niet wil. Ik krijg niet allerlei hulp opgedrongen die feitelijk niet helpt maar neerkomt op bevoogding. Ik ben deze mensen dankbaar, allemaal.

Maar er wringt wel iets in de hele situatie, een situatie waar heel veel andere mensen varianten van kennen uit eigen ervaring. Dat ligt niet aan die mensen. Maar het ligt ook niet aan mij. Er is de vrijwel universele verwachting dat ik moet aangeven wat ik nodig heb. Wat als mij dat niet lukt? Als het mij niet lukt om de stap te zetten om iemand op te bellen? Als ik niet durf te zeggen dat ik een telefoontje erg zou waarderen? Bijvoorbeeld uit angst om hulpbehoevend over te komen (daar is die funeste zelfredzaamheid-als-norm-weer!)? Als het me niet lukt de afwas gedaan te krijgen, maar ook niet om aan iemand te vragen me van de groeiende bende te helpen verlossen?

Dit is breder te trekken. Zo heel erg uniek ben ik hier niet in. Ik denk dat het vaak goed is om geen hulp op te dringen. Maar iets meer aandringen is soms wel degelijk fijn en heilzaam! Zoals een beetje doorvragen – gaat het echt wel allemaal?! – lang niet altijd verkeerd is. Er is iets zeer respectvols in een beetje terughoudendheid in het aanbieden van hulp, in het niet al te voortvarend vol goede bedoelingen over mensen heen walsen. Inderdaad, geen inbreuk op iemands autonomie, en weg met ‘voor je bestwil!’. Ik waardeer die voorzichtigheid.

Maar schuilt er ook niet iets neoliberaals in de houding dat mensen alleen support krijgen als ze daar zelf helder, coherent en ondubbelzinnig om vragen, en daarbij ook aan weten te geven welke hulp waar nodig is? Dat ligt me veel te dicht in de buurt van de riedel dat de cliënt de regie over diens traject dient te hebben. Mensen hebben soms ook echt hulp nodig zonder dat ze dat goed en helder aan weten te geven. Soms wordt er een hulpvraag gesteld op een indirecte manier. Iemand die op hele verdrietige toon zegt ‘ik red me wel, ga nou maar’, is dat iemand die zich echt wel redt? Is dit droeve zinnetje niet vaak gewoon te vertalen in: ‘help!’?

Als iemand dreigt te verdrinken, wachten we ook niet met een reddingsactie tot iemand in heldere zinnen heeft weten te zeggen: ‘ik verdrink, help alsjeblieft!’ Een leven redden is geen inbreuk op diens autonomie, ook niet als de persoon er niet om vraagt. Eerder omgekeerd! Een leven redden is de voorwaarde redden waarop die persoon nog enige autonomie kan uitoefenen. De autonomie van de doden is immers wel heel erg beperkt.

Waarom zou voor mensen in geestelijke nood iets wezenlijk anders gelden dan voor iemand in fysieke nood? Soms kan juist dat ongevraagde telefoontje – dat ik zelf maar al te vaak ook niet pleeg, trouwens… – precies zijn wat iemand zo goed kan gebruiken. En ja, soms moeten mensen misschien aan die afwas bij iemand die in de troep dreigt om te komen, gewoon maar beginnen. Een uit eigen onmacht verkommerd iemand is immers ook geen vrij en autonoom persoon meer, en het antwoord ‘maar daar kiest iemand toch zelf voor?’ getuigt van neoliberaal denken waarachter maar al te vaak onverschilligheid en hardvochtigheid schuilgaat. Voor zoiets kies je niet, dat overkomt je. Iemand in zo’n situatie ongevraagd te hulp schieten is niet per definitie bemoeizucht.

Ik realiseer me dat dit een lastig punt is. Ik zet zelf onmiddellijk mijn egelstekels op als mensen hier de regie ongevraagd komen overnemen. Ik ben daar bepaald de enige niet in. Maar zoiets heeft redenen! Maar al te vaak gaat zo’n hulpaanbod gepaard met een wat verwijtende toon. Kun jij nu echt niet zelf op tijd je brieven openmaken zodat je je rekeningen op tijd kunt betalen? Is regelmatig de wc schoonmaken nu echt teveel gevraagd? Moet jij er nu echt zo slonzig bijlopen? Als hulpaanbod automatisch met dit type vernedering samengaat, dan hoeft niemand raar op te kijken als de ontvanger van het aanbod tegendraads reageert. En ja, de enkele keer dat een hulpaanbod niet met deze vernedering gepaard gaat, ontvangt dat misschien dezelfde tegendraadsheid. Die is dan een verdedigingsreflex geworden, tegen wat wel degelijk echt een inbreuk op de persoonlijke autonomie is.

Maar er zit iets tussen enerzijds de regie overnemen – het oude bevoogdende hulpverlenersmodel – en anderzijds wachten tot iemand zelf helder om hulp vraagt – het neoliberale dogma. Er zit iets tussen afzijdigheid en vernederende bemoeizucht. Er is zoiets als hulpvaardige betrokkenheid, begaanheid met vrienden en kameraden in de knel, niet boven ze gaan staan maar ook niet buiten blijven afwachten terwijl binnen de troep – in de keuken en in het hoofd – groeit. Er is zoiets als daadwerkelijk naast ze gaan staan. Ook dat is een vorm van die sociale dimensie, zonder welke de autonomie onmogelijk is. Zelf doen, samen doen. Ook hier. Ook nu.