Skip to main content
  • 19 mei 2008

Prachtwijken

Hans de Bruin

Ik was pas weer eens ‘thuis’ in Barcelona. Ik woon er niet, maar voel me er wel thuis. Op de laatste dag raakte ik in gesprek met een meisje dat ook vertrok en vertelde dat ze er zo zou willen wonen. Ik heb daar altijd hetzelfde gevoel en ik ken meer mensen die dat hebben. Waarom eigenlijk? Waarom zou je in zo’n grote, hectische stad willen wonen, terwijl ik in Nederland vaak zeg dat ik liefst buiten zou willen wonen. Het is een nogal paradoxaal standpunt.

En passant rees de vraag hoe ze in Barcelona nou die discussie over ‘prachtwijken’ zouden voeren. Zouden ze die überhaupt voeren? Ik woon op een steenworpafstand van de Haagse Schilderswijk, een van de wijken waar die discussie nu over gevoerd wordt en de waarheid is natuurlijk dat het er echt troosteloos en levenloos is, hoewel de wijk pal aan het ‘bruisende’ Haagse centrum grenst.

Wat er scheelt aan die 40 door Vogelaar geselecteerde ‘probleemwijken’ die ze om wil vormen tot ‘prachtwijken’: "lage inkomens, veel werklozen, slechte woningen, veel overlast en de helft is allochtoon". Maar waar het eigenlijk om gaat is dat er geen reet te beleven valt. Er wordt niet geleefd en niet gewerkt. Toch zijn het notabene de wijken waar de afgelopen twintig, dertig jaar veel is gesloopt en vernieuwbouwd. En op zich ook niet onterecht want het waren vaak (bewust) slecht onderhouden en daardoor verloederde19de eeuwse wijken, maar het waren wel ook wijken waar volop ruimte was voor kleinschalige werkgelegenheid en dus met de mogelijkheid om zelf eens wat te beginnen, doordat op de begane grond vaak goedkope kleine bedrijfsruimtes aanwezig waren.

Juist die ruimtes werden in de nieuwbouw compleet weggesaneerd en daar zit voor mij het essentiële verschil met die Hollandse wijken en veel wijken in Barcelona. Bij alle woonblokken wordt daar de begane grond juist volledig benut voor ruimte voor bedrijven: groot of klein, soms maar enkele vierkante meters. En die wordt ook volop benut, waardoor je ook nog eens veel minder invloed ziet van de grote winkelketens. Je ziet er weinig leegstand en veel nering heeft een buurtfunctie, wat volgens mij ook financieel wat makkelijker is omdat de woondichtheid groter is, er zijn dus simpelweg meer klanten.

Het is natuurlijk wel de vraag of het wel redelijk is steden als Den Haag, Utrecht of Leeuwarden met een stad als Barcelona te vergelijken, maar toch is het interessant om dat eens te doen, want hoewel ook Barcelona te maken heeft met grote problemen als bijvoorbeeld een hoge werkloosheid, zwervers en natuurlijk veel kleine criminaliteit, toch heeft de stad een andere uitstraling, komt vitaler op je over, ook in de wijken die niet tot het directe toeristische centrum horen. De wirwar van kleine, goedkope restaurantjes, supermarktjes, ambachtelijke bedrijfjes zijn een vitaal onderdeel van wat de stad z’n uitstraling geeft.

In het Nederlandse ruimtelijk ordeningsbeleid is het echter al decennia de trend om werkgelegenheid te verbannen naar bedrijfsterreinen in de buitenwijken met ook nog eens hoge huren en worden winkels geconcentreerd in al even onbetaalbare en uniforme winkelcentra, waar dus alleen de Blokkers, de AH’s en de Kruidvatten het redden. Alles wordt gedecentraliseerd, uit elkaar gerukt. Als we het over ‘Vogelaars prachtwijken’ hebben kunnen we het dus eigenlijk ook gelijk wel over de toekomstige ellende van bijvoorbeeld de vinexwijken hebben, de ‘probleemwijken’ van de toekomst.

We slopen, we bouwen, maar het zijn steeds meer eenvormige buitenwijken, saaie slaapwijken in opgeslokte dorpskernen in de randen van de stad, waar kleine bedrijfjes en buurtwinkels geen enkele kans hebben, en met slecht openbaar vervoer en dus files. De filosoof  Jan-Hendrik Bakker verwoordt het in zijn recente boek “Welkom in Megapolis”  als volgt: “De (post-)moderne mens is al even gedecentraliseerd geraakt als de gebouwde omgeving waarbinnen hij zich beweegt, reizend van woning naar werk, en in de weekeinden naar meubelboulevards, megamarkten en sportvelden.”
Daarin ligt volgens  mij eerder de oorzaak van de problematiek van de ‘probleemwijken’: je kan er niets, je mag er niets.

Ik ben geen voorstander van de extreem hoge hoogbouw, maar wel van meer stedelijke verdichting. Zes of zeven bouwlagen hoog, zoals we het in steden als Barcelona, Parijs of Hamburg zo vaak zien betekent niet dat het per definitie onleefbaar wordt, integendeel, we blijken ons er zelfs wel thuis te voelen. Ik gun iedereen wel z’n huis-met-een-tuintje-en -een-schutting-eromheen, maar het vreet ruimte die we ook hard nodig hebben. Het kan dus niet, het hoeft ook niet, het moet ook niet. In de woorden van Bakker: “Als steden steeds dunner worden en een steeds groter oppervlakte gaan bestrijken omdat de grens van vervaging tussen land en stad doorzet, wordt de winst verkregen door schaalvoordelen tenietgedaan. Verdichting van de stedelijke gebieden en het indammen van de (auto)mobiliteit zijn geboden”

Laten we zorgen dat wonen, werken en cultuur  en daarmee de sociale samenhang in de stad weer leuk wordt dan hoeven we niet op vakantie naar Barcelona om ons in een stad thuis te voelen.