Skip to main content
  • 01 oktober 1991

Van de natuurvriend die maar geen ozonlaag ontmoette

Martin Drenthen

Breekt het huidige milieudebat radicaal genoeg met een natuurvernietigende traditie om deze echt ter discussie te stellen? De oorzaken van de ecologische crisis liggen immers diep geworteld in onze cultuur. Zoals de inmiddels nauwelijks nog overtuigende gedachte dat de mens als zelfstandig kennend wezen objectieve kennis van de wereld zou kunnen hebben. Het succes van een milieubeweging hangt ervan af of ze het inzicht dat de natuur aan ons begrijpen ontsnapt, op een betekenisvolle manier op kan nemen in een praktische levenshouding. En zo een nieuw en geloofwaardig wereldbeeld te ontdekken.

Het milieu staat steeds meer in de belangstelling. In lelijk jargon heet het dat elke nieuwe activiteit voortaan voorafgegaan wordt door 'milieu-effect-rapportages' en inspraakrondes, waarin het te verwachten milieu-effect wordt getoetst aan de 'milieugebruiksruimte' (het natuurlijke incasserings-vermogen zeg maar) dat zorgvuldig wordt ingeschat om als criterium te kunnen dienen voor het al dan niet verlenen van een vergunning. Nog te vaak wordt ecologie ondergeschikt gemaakt aan economische overwegingen, maar alle belangengroepen zijn intelligent genoeg om zich te realiseren dat zorgvuldig milieubeleid op termijn onvermijdelijk is. Het is wat dit betreft waarschijnlijk een kwestie van geduld, al is dat soms moeilijk op te brengen. Eigenlijk moet alles sneller, maar toch, waar zeuren we eigenlijk over?

Toch denk ik dat het succes van de milieubeweging niet alleen afhangt van het tempo waarin veranderingen worden doorgevoerd. De vraag is of in het huidige milieudebat radicaal genoeg wordt gebroken met een natuurvernietigende traditie om deze werkelijk ter discussie te kunnen stellen.

Ik beweer dat dit niet zo is. De ecologische crisis is niet alleen het gevolg van een toevallige economische ontwikkeling: haar oorzaken liggen diep geworteld in onze cultuur. De manier waarop de milieubeweging zich profileert, laat zien dat het moeilijk is jezelf los te rukken uit een overgeleverde traditie. (Datzelfde geldt trouwens voor alle sociale bewegingen die meer wilden zijn dan een behartiger van bepaalde belangen: het grootste probleem blijkt steeds te zijn om het probleem in eigen termen te kunnen begrijpen, in plaats van het domweg omkeren van de heersende interpretatie. Maar dit terzijde.)

Terwijl in vroegere tijden in Europa de aarde nog heilige dimensies leek te hebben -de aarde als goddelijke schepping of als een soort bezielde kosmos waarin elk organisme een eigen plaats had- zijn de oude mythen voor ons niet langer geloofwaardige interpretaties van de werkelijkheid. Al vinden we ze nog wel interessant, wanneer het om waarheid gaat bezingen we de wereld niet langer in lofdichten en mythen maar vatten haar samen in formules en modellen. Maar deze wetenschap is geen hemelse kennis en kan ons niet vertellen wat het leven goed maakt. Dit proces wordt wel de onttovering van de wereld genoemd. Deze ontwikkeling heeft het westerse (dus ook ons) spreken en denken over de natuur veranderd. We ervaren de natuur zelf niet meer maar hebben het over onze zelfgemaakte, abstracte beelden van de natuur, vooral -niet alleen- die beelden die in de natuurwetenschappen worden gebruikt. En daardoor wordt de natuur bijna als vanzelf steeds weer aan dit beeld aangepast (en daarmee als natuur vernietigd). Deze grondhouding wordt weerspiegeld in de organisatie van het economische leven. De gangbare taal leidt tot recreatieparken en kluizen vol genetisch materiaal, maar verleidt niet tot het laten van de natuur wat ze is. Daardoor is groene oppositie een moeilijke bezigheid.

Een milieubeweging zal zich moeten richten op de onderliggende oorzaken van deze ontwikkeling. Daarmee is de strategie ook bepaald. Het succes van een milieubeweging hangt mijns inziens ervan af of ze in staat is om het inzicht dat de natuur uiteindelijk aan ons begrijpen ontsnapt, op een betekenisvolle manier op te nemen in een praktische levenshouding. En zo te doen aan het scheppen van een nieuw en geloofwaardig (maar nog steeds cultureel bepaald) wereldbeeld. Daarvoor is het nodig allereerst het probleem serieus te nemen, en te zien waar de impasse in ons denken over de natuur uit bestaat. Dit stuk wil hieraan een klein beetje bijdragen.

modern

Tot nu toe richt de kritiek van de 'grote' milieubeweging zich voornamelijk op het tempo van 'ecologische modernisering'. Met deze term wordt de breed aangehangen opvatting aangeduid, dat de milieuproblemen slechts het gevolg zijn van een verkeerd en kortzichtig gebruik van techniek en door verdere technische aanpassingen en beleidsmatige maatregelen kunnen worden opgeheven.

De radicale tak van de milieubeweging richt zijn aandacht op deze eenzijdige gerichtheid op technische maatregelen bij het stoppen van de vervuiling en natuurvernietiging. Duurzame ontwikkeling is daarbij het toverwoord waarmee we de voortwoekering volgens het westerse economische ontwikkelingsmodel willen tegengaan. De discussie concentreert zich daarbij op consumptiepatronen en produktie-processen. Of iemand milieubewust is of niet kan worden afgemeten aan de mate waarin iemand energie verbruikt en de hoeveelheid afval die hij/zij produceert.

Wanneer we het op deze manier over een alledaags milieubewustzijn hebben, dan vatten we de mens in de eerste plaats op als een economisch wezen. Kritisch consumeren is immers pas mogelijk doordat, en slechts voor zover, we zijn opgenomen in een economie. We zien de mens zo vooral vanuit die ene overheersende invalshoek.

We doen dat niet zonder reden. We richten ons op de economie vanuit een politieke interesse, misschien omdat we er een machtsinstrument mee in handen menen te hebben, waarmee we praktisch aan de slag kunnen bij het werken aan verandering. Maar we wijzen vooral op het verband met consumptie- en produktiewijzen omdat het de enige manier lijkt om het bewustzijn van de ecologische crisis te vertalen in een houding van alledag. Wanneer we dat niet doen blijft het milieuprobleem immers een kwestie voor enkele deskundigen en heeft het weinig met ons te maken.

We verbinden het milieubewustzijn daarom met consumptie en produktie. Maar in de consumptie ontmoeten we geen natuur, we ontmoeten er slechts milieu, dat wil zeggen natuur als bestaansvoorwaarde voor de mens, maar ook slechts voor zover ze bestaansvoorwaarde voor de mens is. De natuur wordt verarmd tot iets dat nuttig is voor de mens. Heeft de natuur ons dan verder helemaal niets meer te zeggen? Kan ecologisch bewustzijn anno 1991 alleen nog bestaan als een kritische consumptie-houding?

pvc-cfkco2noxblabla...

De natuur wordt intensief bestudeerd door ecologen. De ecologie houdt zich niet bezig met de economie, maar probeert de natuurlijke processen op aarde te begrijpen. Zo voorspellen de ecologische klimaatmodellen het broeikaseffect en ingrijpende veranderingen in de klimaatsystemen als gevolg van de steeds verdergaande vervuiling. Het lijkt dus nuttig om deze verschijnselen grondig te bestuderen, om vervolgens te proberen normen op te stellen voor de uitstoot van troep en te voorkomen dat de hele wereld naar de haaien gaat.

Maar in hoeverre hebben we het in deze natuurwetenschap echt over de natuur? Is het niet een vreemde omweg om CO2-uitstoot en ozonlaag, pvc en cfk's als aangrijpingspunt te nemen om te wijzen op de smog en het lawaai in de straat? Zelfs in de argumentatie van de milieubeweging wordt de natuur en onze alledaagse leefomgeving (een boom in je tuin of in het park, de vlinders die je zomers voor je raam zag fladderen) gereduceerd tot randvoorwaarden voor het overleven van de mens. Het bos wordt zuurstof-producent en de bovenste luchtlaag is voortaan een UV-filter. Hoe komt het dat zelfs de milieubeweging argumenten gebruikt die afkomstig zijn uit een tak van de wetenschap en techniek die toch voor een belangrijk deel verantwoordelijk is geweest voor de milieuvernietiging?

Op zichzelf genomen is deze neiging niet vreemd. We willen de natuur op een objectieve manier begrijpen, en onze opvattingen over de natuur niet afhankelijk maken van een toevallig en subjectief gevoel. Is de functie die de objectieve natuur voor de mens heeft, niet veel te lang verzwegen en vergeten, omdat de mens het te druk had met het najagen van winst, het eigen genot en gemakzucht? Is het niet tijd geworden om de feitelijke functie van de natuur eens serieus te nemen?

Toch heeft dit natuurwetenschappelijk denken over de natuur enkele voetangels. Wanneer we zo spreken over de natuur, dan veronderstellen we dat de natuur zich volgens ons model gedraagt. We lijken de wereld in de hand te hebben: we overzien alle gevolgen van ons handelen en houden daar rekening mee. Dat beheersende denken is niet per se verkeerd. De mens heeft deze modellen opgesteld om regelmaat in de chaotische onregelmatige werkelijkheid te zien. Zo kan dan bijvoorbeeld worden berekend wat de effecten zullen zijn van bepaalde ingrepen in het natuurlijke evenwicht.

Maar de waarheid van deze modellen is eigenlijk buitengewoon onwaarschijnlijk. In ons dagelijks leven gebeurt nooit iets twee keer op precies dezelfde manier, is er weinig regelmaat en orde in de verschijnselen. De natuur van de wetenschap is slechts de tegenhanger van de wetenschappelijke methode, die er zelf op gericht is de natuur van haar anderszijn en onvoorspelbaarheid te beroven. De natuur zelf onttrekt zich echter aan dit begrip. 'H2O' bijvoorbeeld vertelt ons dat in een watermolecuul twee maal zoveel waterstof- als zuurstofatomen voorkomen. Handig om te weten wanneer je in een laboratorium met elektrolyse bezig bent. Maar H2O stroomt niet in rivieren en beekjes, schittert niet in de zon, komt niet in stortregens naar beneden zodat je nat bent tot op het bot, geeft geen verfrissing na een broeierige dag. Wanneer we alleen nog geïnteresseerd zijn in de modellen raken we vroeg of laat de natuur kwijt.

Toch lijkt de wetenschap wel íets te begrijpen van de natuur. De techniek -voor een belangrijk deel gebaseerd op de inzichten van de natuurwetenschap- werkt, misschien wel te goed?! Blijkt niet uit de effectiviteit van de techniek dat zij een zekere toegang tot de natuur levert? Zijn al die tegenwerpingen niet domweg theoretische verzinsels van een zich vervelend filosoof, die in de praktijk weinig in kunnen brengen tegen de overweldigende overtuigingskracht van een kerncentrale of een zonnecel?

Maar hoe natuurlijk is een zonnecel? Het is een menselijk verzinsel, en om zo'n ding te maken uit kiezel heb je grote fabrieken en ingewikkelde produktieprocessen nodig. De techniek gaat uit van geïdealiseerde constructies, en daagt de natuur uit zich daaraan aan te passen. De ecologische crisis heeft ons geleerd dat dat niet straffeloos kan. De verzekering dat de techniek in staat is om de natuur adequaat te kennen berust op een geloof dat nauwelijks beter gefundeerd is dan het middeleeuwse geloof in een almachtige god. Een radicale ecologie zou haar domein dan ook moeten afschermen van de natuur zoals die door de natuurwetenschappen wordt begrepen en door de techniek gemanipuleerd.

Maar kunnen we nog zonder techniek? Net zo goed als de middeleeuwer de wereld niet kon begrijpen zonder bijbel, lijken we tegenwoordig niet zonder techniek te kunnen. Terwijl het besef doordringt dat natuurwetenschap en techniek ongefundeerde en -goed beschouwd- tamelijk willekeurige manieren zijn om de natuur te kennen, lijkt alle hoop nog steeds gericht op technische en technocratische mogelijkheden. Ook de radicale milieubeweging lijkt nog steeds gevangen in deze logica. Immers: ook het maken van (al dan niet) apocalyptische voorspellingen over onze toekomst blijft hangen in de technische logica: ze vangt de wereld in tendensen, trekt lijnen door naar de toekomst en wil vervolgens op een bepaalde manier in deze ontwikkeling ingrijpen om een van tevoren bepaald doel te bereiken. Het technische lijkt ons onder de huid te zijn gekropen.

paradijs

De techniek en natuurwetenschap heeft de natuur onttoverd, zegt men wel eens. We vinden de verhalen over de natuur zoals indianen en aboriginals die vertellen wel mooi, maar geloven niet dat het geopenbaarde waarheden zijn. De fantasierijke natuurbeelden uit de mythen en gedichten (die de natuur soms misschien wel beter kennen omdat ze ervan afzien om haar te schematiseren) zijn vervangen door rekenmodellen en theorieën. Maar als de techniek alleen maar harteloos was, zou ze nooit zo succesvol zijn geworden. Tijd om eens te kijken hoe dat dan wel gekomen is.

De onttovering van de wereld is een produkt van de Verlichting. De Verlichting gaf de aanzet tot emancipatie uit het middeleeuwse wereldbeeld. Men zag dat koningen en papen zich op god's almacht beriepen en begreep dat het hier ging om een truc: god's wil werd als smoes gebruikt om onrecht te legitimeren. De mens werd mondig en kon voortaan zelfstandig kennis vergaren en positie bepalen in een wereld die tot dan door de goddelijke almacht werd bepaald. Door deze verzelfstandiging van de mens veranderde ook de wereld: van een door god gemaakte schepping waar de mens ook deel van uit maakte werd de aarde tot voorwerp van de subjectieve (en -zo weten we nu- willekeurige) beschouwing. Daarmee werd de wereld als het ware toegeëigend. De wereld is nu geen schepping meer van een god die het menselijk begrip te boven gaat, maar is het produkt van menselijk handelen en interpreteren. De onttovering van de wereld is dus teweeg gebracht doordat de mens de hele wereld meende te kunnen overzien en beheersen, of dat nu met kwade of met de allerbeste bedoelingen gebeurde. De ecologische crisis is hier een gevolg van: niets buiten de menselijke moraliteit vraagt nog om een zekere bescheidenheid in ons vormgeven en veranderen van de wereld.

De technische manier van met de wereld omgaan dankt haar succes aan haar belofte. Het verlichtingsideaal dat erachter ligt: techniek spiegelt ons de hoop voor dat de mens zijn lot volledig in eigen handen heeft. Iedereen die wijst op de principiële onmogelijkheid om de wereld te kennen, is er op uit om de mensen dom te houden: lasterpraat en opium voor het volk. Techniek daarentegen belooft ons een sciencefictionsprookje: een wereld waarin alles mogelijk is wat we ons maar wensen. De techniek geeft ons hoop op een betere, welvarende, en -laten we die ook maar noemen- duurzame toekomst. In plaats van naar de -meestal erbarmelijke- toestand van de hedendaagse techniek (zinkende olietankers, neerstortende vliegtuigen, ontploffende kerncentrales, stinkende en lawaaierige auto's), gaat alle aandacht al sinds het begin van de technische revolutie uit naar haar toekomstige mogelijkheden.

Ook de ecologische modernisering -het geloof in de mogelijkheid om de milieuproblemen met techniek alleen te lijf te kunnen gaan- is zo'n technische utopie: 'met efficiënter en rationeler en grootschaliger gebruik van techniek zal het probleem worden opgelost'. Maar ook bij de critici-bij-uitstek van deze gigantentechnologie -mensen uit de kleinschaligheidsbeweging- heerst een technische belofte: "We hebben tot nu toe alles fout gedaan, maar hebben daarvan geleerd. Als de toekomstige techniek eenmaal kleinschalig-milieuvriendelijk-democratisch-decentraal is vinden we het paradijs op aarde." De tekortkomingen van de huidige techniek verdwijnen in het niets omdat we er bijna vanzelfsprekend van uit gaan dat haar toekomstige mogelijkheden onbeperkt zijn. Onstuitbare technische vooruitgang als een hardnekkig vooroordeel.

Door deze technisering van de wereld verandert ook de menselijke natuur van karakter: zij verschijnt als onvolmaaktheid. Het ongeluk in Tsjernobyl was niet te wijten aan de techniek, maar aan een fout in het menselijk handelen. Deze beperktheid van de menselijke natuur is vervolgens weer een belangrijke drijfveer bij het nog verder techniseren van de werkelijkheid: de menselijk natuur als risicofactor moet immers verder worden uitgesloten. We kunnen helemaal niet meer zonder techniek! We verwachten dat we door techniek steeds meer vrijheid krijgen, die ons minder afhankelijk maakt van de natuur (en dus gelukkiger).

Deze technische werkelijkheid is vanzelfsprekend geworden. We zijn 'realistisch' wanneer we rekening houden met rekenmodellen die ons zeggen dat de zeespiegel binnen enkele decennia zal stijgen door het broeikas-effect. (Rekenmodellen zeggen ons ook dat het onmogelijk is om het aantal auto's op korte termijn te halveren.) Tegen beter weten in gebruiken we de onheilstijdingen als waarschuwingen, hopend op verandering. Maar is 'het broeikaseffect' niet het zoveelste verhaal dat ons is opgedrongen door een technisch kijken naar de wereld? Verblindt het ons niet juist voor meer alledaagse manieren om met de natuur om te gaan?

serieus

De milieubeweging neemt zichzelf serieus en wil serieus worden genomen en sluit daarom graag aan bij het technocratische natuurbegrip waarin de natuur alleen nog maar in haar functionaliteit wordt begrepen. De 'ecologische modernisering' draagt de mens op al zijn handelen te toetsen aan randvoorwaarden die het milieu stelt. Op deze manier is milieu-bewustzijn slechts mogelijk door alle activiteiten van de mens nauwkeurig in kaart te brengen en te controleren.

De uiterste consequentie van deze ontwikkeling is een perfect georganiseerde samenleving waarin met behulp van wetten, milieu-controles, strenge normen, dwang en duidelijke inperkingen het gedrag van mensen aan banden wordt gelegd in het algemeen belang. Dit wordt wel eens ecofascisme genoemd. Deze dramatische term is misleidend, want hij verhult dat het nu al gepropageerd wordt. Wanneer ecologische modernisering binnen een technocratisch wereldbeeld als vanzelfsprekend gepresenteerd wordt, dan leidt dat vroeg of laat tot een controlestaat.

Velen hebben hier al tegen gewaarschuwd, en voor de linkse beweging is het een aanleiding om te stellen dat groene en linkse hervorming hand in hand moeten gaan. Maar is radicale democratisering genoeg waarborg om deze ontwikkeling tegen te gaan? De controle is immers noodzakelijk om een bepaald leefpatroon voor iedereen mogelijk te maken. In de volmaakt functionele ecologische maatschappij hebben we alles in de hand: er is genoeg groen om niet gek te worden, genoeg zuurstof om niet dood te gaan, genoeg wildernis om ons te verzekeren van toekomstige mogelijkheden. Zelfs een gedemocratiseerd toezicht op al het handelen en consumeren en produceren van mensen leidt tot een steeds strakkere organisatie van het leven. Overleven zal wel lukken, maar leven en genieten zelf wordt moeilijk.

anders

Om de technische spiraal te doorbreken die de natuur steeds meer uitsluit door haar in wetten en methodes vast te leggen, is een heel andere manier nodig om naar de natuur te kijken en er mee om te gaan.

Toch zal dat moeilijk zijn. We willen zo graag de wereld veranderen, dat we in strategische beschouwingen voortdurend op zoek zijn naar mogelijkheden om zaken te veranderen. Niet de dingen zelf, met hun eigen betekenis, zijn van belang, maar slechts de functie die ze voor ons hebben: voor 'de economische ontwikkeling', 'de toekomst', 'het milieu' of 'de strijd'. Ook wat we tot voor kort links noemden, is een representant van functionalistisch denken. Zo bezien is het helemaal niet vreemd dat het milieu in Oost-Europa naar de kloten is gegaan: de functie van het milieu kon niet wetenschappelijk worden aangetoond en het feit dat bossen mooi zijn was geen argument. Maar ook in het Westen hebben we deze houding. Willen we zelfs de hele wereld op die manier bekijken. Zijn vlinders pas de moeite waard op het moment dat ze 'nut' hebben?!

Terwijl de functie die de natuur voor de mens heeft terecht wordt aangekaart, vergeten we dat ze ook een betekenis voor ons heeft. Dat heeft twee ingrijpende consequenties wanneer het gaat om mentaliteitsverandering. Door te spreken in termen van ecologische modellen, wordt de natuur iets waarmee we nog slechts via grote omwegen in contact staan. Het 'wetenschappelijke' natuurbeeld leidt ertoe dat het verdwijnen van natuur nog slechts theoretisch kan worden begrepen en technisch kan worden gestopt. De milieubeweging moet naast het wetenschappelijke natuurbeeld weer nieuwe, andere en vooral mooiere en waardevollere verhalen vertellen.

Een tweede reden om het natuurwetenschappelijke taalgebruik los te laten is fundamenteler. Door discussies steeds weer toe te spitsen op normen en milieudraagkracht houden we de illusie in stand dat de mens alles kan overzien. Maar we overzien de natuur niet. De natuur houdt zich niet aan onze regels. Al hebben we geen andere mogelijkheid dan het ontwerpen van modellen, het zijn noodzakelijk vergissingen. We moeten proberen de natuur zelf daarbij niet uit het oog verliezen. Geleidelijk aan verdwijnt alles wat aan onze controle ontsnapt, alles wat niet gepland is maar het leven wel levenswaardig maakt. De inzet is een houding te vinden waarin dat niet gebeurt.

We moeten de functionaliteit achter ons kunnen laten. We moeten weer verhalen vertellen, dromen, nutteloze dingen doen. Weer oog hebben voor de betekenis van de natuur in ons leven. De natuurwetenschappelijke taal is daar niet voor geschikt, het technische begrijpen van de natuur is in feite onbegrip en geweld. Een bos is immers niet te reduceren tot zuurstof-producent, dat wordt algemeen erkend. Is een natuurgebied niet vooral ook een recreatie-gebied? Het blijkt dus dat niet-objectieve eigenschappen wel degelijk een rol spelen in onze collectieve natuurbeleving.

Wat is dan de status van al die 'andere-dan-objectieve' manieren waarop we weet hebben van wat er in onze wereld gebeurt? Had Marx gelijk toen hij beweerde dat de menselijke cultuurgebonden denkbeelden en ervaringen louter afspiegelingen zouden zijn van onbewuste, buiten het subject liggende structuren: de ideologie? Maar niemand spreekt zo over zijn eigen ervaringen, tenzij diegene in en in cynisch is.

Het wordt tegenwoordig vanzelfsprekend gevonden dat persoonlijke ervaringen voor iedereen waardevol, maar uiteindelijk 'slechts subjectief' zijn. Deze kwalificatie 'slechts subjectief' laat zien dat we de betekenis waarmee zich iets aan ons voordoet nauwelijks serieus nemen. Vrijblijvendheid: als niets echt waar is kun je net zo goed in de gemakkelijkste waarheid leven. 'Wat voor mij waar is hoeft voor jou nog niet waar te zijn' is wat dat betreft een typische uitspraak. Daarbij vergeten we dat 'waarheid' dan niets meer zou betekenen dan domweg 'mijn toevallige mening' en zo eigenlijk helemaal niets meer betekent. Maar dan zou er helemaal niets meer waar kunnen zijn! Dat klopt eenvoudig niet met ervaringen die iedereen wel eens gehad heeft. Als we bijvoorbeeld getuige zijn van zinloos geweld en onnodige vernedering, dan doet de universele en objectieve status van die ervaring niet ter zake. Het is dan duidelijk dat zo'n gebeurtenis ons iets te zeggen heeft. (Vaak zijn dat verschillende, soms tegenstrijdige betekenissen: dilemma's.) Menselijke ervaringen zijn, ontdaan van hun betekenis, nog slechts relevant voor psychologische beschouwingen.

Ook de natuur doet zich aan ons niet alleen voor als een nuttige plaats om te recreëren. De natuur heeft niet alleen een functie maar kan ook mooi zijn, of fascinerend, overweldigend, beangstigend, rustgevend, relativerend, bedreigend... en dat zegt wel degelijk iets over de manier waarop de natuur in onze cultuur bestaat.

Maar vervallen we zo niet in allerlei romantische verzinsels wanneer we de natuur niet meer objectief willen kennen? Wanneer we ergens geen behoefte aan hebben dan is dat een romantisering van de natuur, die de natuur alleen wil zien voor zover deze mooi en ontroerend is. Een sentimentele houding redt jonge zeehondjes, maar blijft onbekommerd bij het leed van slachtkuikens. Bovendien: natuur is niet alleen de vlinder in de tuin, het is ook de storm die over het land raast, het is overstroming en ziekte.

Ik denk niet dat we daar erg bang voor hoeven te zijn. Eerder omgekeerd. Wanneer we ons niet bewust zijn van de angst dat ons dagelijkse leven door de natuur ontregeld wordt, dan vergeten we ook waarom we op een bepaalde manier voortdurend ingrijpen in de natuur om de wereld beheersbaar te maken.

Maar deze nieuwe manier van kijken is niet zonder problemen. Zonder de technische manier van kijken is het niet langer vanzelfsprekend dat al onze wensen maakbaar zijn. We zullen ons eenzijdig activisme dus moeten temperen. Het is niet langer vanzelfsprekend dat misstanden en ongemakken kunnen worden weggenomen.

Maar wat blijft er dan nog over voor links? Veel. Bijvoorbeeld de wil om politiek weer menselijk te laten zijn, ontdaan van de totalitaire neiging om de hele wereld te beheersen en controleren. Het uitzicht op zo'n wereld kan verleidelijker zijn dan welk technische paradijs dan ook. Daarom is het belangrijk om in een soort 'verleiding' te laten zien dat het in een ecologische maatschappij nog steeds (misschien wel meer dan ooit) goed leven is. Dan zullen misschien velen graag in dit perspectief stappen, en hoewel het weinig met strijd te maken heeft, zal op die manier wel degelijk verandering kunnen worden bewerkstelligd.

De milieubeweging kan dan niet stil blijven staan bij dit aan de kaak stellen van economische groei en consumptiedwang alleen. Onze hele technische instelling zal aan een grondige kritiek moeten worden onderworpen. En dat, terwijl die er juist in wezen op gericht is om ziekten, overstromingen, hongersnood (maar ook dat is natuur) uit te sluiten. De milieubeweging zal vroeg of laat ook deze moeilijke discussies moeten aangaan. We kunnen er niet omheen ons af te vragen waarom we bijvoorbeeld in de gezondheidszorg de dood proberen te ontkennen (en daarmee het leven?) en in de ecologie ons onvermogen om de natuur te overzien. We ontkomen er niet aan ons vroeg of laat af te gaan vragen waarom we steeds weer opnieuw menen het lot in eigen handen te hebben (of althans fanatiek proberen om het ideaal van het vrije, van alles onafhankelijke individu te realiseren). Wanneer we ons realiseren dat elk natuurbegrip noodzakelijk altijd een vergissing is, kunnen we onze hoop niet alleen niet langer richten op technische maatregelen, maar kan geen enkel model ons nog een garantie bieden. Dan zijn enkele aanpassingen in ons economische en culturele leven niet langer voldoende, maar is er een algehele herwaardering nodig.

Het antwoord op de ecologische crisis ligt niet in een beter begrip van de natuur of in betere theorieën. Het is fundamenteel onmogelijk om ons ingrijpen in de natuur 'natuurlijk' te maken. De enige mogelijkheid is een bescheidener houding ten opzichte van die natuur. Dat kan door naast elk wereldbeeld een concurrent te zetten, naast elk model duizend anderen. Een ecologische maatschappij is een maatschappij die er in slaagt om zoveel mogelijk af te zien van het ingrijpen in de natuur. Dat is wat we weer zullen moeten leren.

Dit is natuurlijk niet bedoeld als een oproep om elk activisme af te zweren. Inzien dat de wereld niet maakbaar is, is iets anders dan je neerleggen bij de onvermijdelijkheid van onrecht.

goed, en nu?

Goed, we moeten ons dus van alles realiseren, prima prima, maar wat betekent dat dan voor de praktijk en strategie van de milieubeweging? (Want of we het willen of niet, de huidige toestand roept immers om verandering.)

Ik meen dat we een visie moeten leren ontwikkelen die probeert boven de functionaliteit uit te groeien. Maar daarbij moeten we niet vergeten dat ons verhaal naast oneindig veel andere verhalen zal worden verteld, en zich slechts zal kunnen onderscheiden doordat het echter is en meer mensen aanspreekt. De marxistische pretentie van wetenschappelijkheid kunnen we laten varen. Enige zelfrelativering is in ieder geval op zijn plaats wanneer we eerlijk en geloofwaardig (twee kanten van dezelfde medaille) willen blijven.

Elke interpretatie van de wereld die de wereld meent te kunnen vangen in een bepaald beeld inspireert misschien een tijdje, omdat ze de onoverzichtelijke chaos die het leven in feite is, terugbrengt tot een eenvoudige en overzichtelijke tegenstelling. Maar dit enthousiasme is slechts van korte duur, omdat de werkelijkheid zich steeds weer opnieuw ontworstelt aan het opgeplakte etiket.

Mensen willen iets hebben om in te geloven. Dat verklaart het succes dat utopieën kunnen hebben. Het nadeel van die utopieën is echter, dat ze hun pretentie niet waar kunnen maken. Ze lopen steeds weer opnieuw uit op een teleurstelling, of ontwikkelen zich tot een nachtmerrie van holle retoriek en meedogenloze repressie.

Een utopie kan een tijdelijk effectieve strategie zijn, maar berust op hetzelfde mechanisme als de hele vooruitgangs-filosofie waarvan ecologische modernisering en ook de frissere visies van links varianten zijn. Ze werken maar tijdelijk, omdat ze berusten op de fascinatie van het nieuwe, terwijl ze toch maar een schone schijn voorspiegelen. De strategie van verleiding moet dus iets anders zijn dan het utopisch schilderen van een mooie toekomst. De enig mogelijke zin van de wereld bestaat in het nu.

We kunnen ons dus niet bij voorbaat al laten leiden door een van te voren bepaald doel. We moeten weer open en eerlijk onze eigen directe ervaringen serieus nemen, en ons oordeel pas daarna uitspreken. En er voortdurend voor waken dat onze woorden en daden niet verworden tot platte propaganda. Een geloofwaardig natuur- en wereldbeeld kan daar niet mee worden gewonnen. We moeten ook oppassen met inspelen op sentimenten, die zijn manipuleerbaar en daarom gevaarlijk. Betekenis uitspreken is iets anders dan propaganda spuien. Het verlangt een nieuwe openheid en sensibiliteit die we alleen maar op kunnen brengen wanneer we ons beeld niet al bij voorbaat laten bepalen door de bloedeloze, abstracte beelden en idealen.

Misschien kunnen we wat dat betreft iets leren van het succes van popmuziek. Wanneer een gevoel of ervaring door iemand treffend verwoord is, wordt het echt levend voor je. Verliefdheid wordt intenser bij het luisteren naar een lovesong, verzet voelbaar bij een protestlied. Je herkent wat voor die tijd slechts op de achtergrond aanwezig was. Ook goede literatuur kan zoiets teweeg brengen. Maar songs en verhalen blijven platte clichees wanneer ze niet de uiting zijn van een echte ervaring. En de rage van acid en house laat zien dat muziek ook een bedwelmende vlucht uit de werkelijkheid kan zijn.

Mooie verhalen vertellen die geen pretentie hebben kan geen soelaas bieden. Want het scheelt niet aan mooie verhalen, het scheelt aan betrokkenheid, engagement. De meeste (postmoderne) verhalen blijven vrijblijvende boodschappen. Daaraan kunnen we pas ontsnappen wanneer we iets wezenlijks te vertellen hebben.

Onze morele stellingnames zouden dus moeten stoelen op echte ervaringen die pas werkelijk bestaan wanneer ze ook uitgesproken en uitgelegd worden en onderwerp zijn van gesprekken en debatten. Veel van die ervaringen zijn ook in het verleden voortdurend onder woorden gebracht. De linkse traditie stoelt op de ervaring van onrecht en het geloof in de mogelijkheid van een egalitaire, rechtvaardige en harmonieuze maatschappij. Bij wezenlijke verhalen hoort vanzelf een andere praktijk. Het zijn deze ervaringen op basis waarvan mensen - vroeger, nu en in de toekomst - naar alternatieve maatschappijvormen zoeken, veranderingsstrategieën verzinnen, politieke verbonden sluiten. Laten we dankbaar gebruik maken van die traditie en haar proberen voort te zetten, maar haar ontdoen van dogma's en vanzelfsprekendheden. Daarvan zijn er immers al genoeg.

En laten we het inzicht dat de ecologische crisis ons heeft geleerd serieus nemen: we kunnen de wereld niet in een alomvattende theorie overzien. Anders verdwijnt al het spannende en verrassende onder een betonnen laag die inderdaad regelmatig, berekenbaar, vanzelfsprekend, voorspelbaar en oh zo lelijk is! Deze kaalslag is echter geen gevolg van gebrek aan 'strijd', maar van het hardnekkig najagen van steeds weer een nieuwe illusie die vervolgens de natuur wordt opgedrongen. Het najagen van illusies is niet verkeerd -mensen zijn het mooist wanneer ze ergens van dromen- maar eerlijkheid duurt het langst.

Misschien moeten we aan veel schijnbaar vanzelfsprekende dingen gewoon niet meer mee doen en ontdekken dat we ze niet missen, en er juist meer tijd over blijft voor echt waardevolle dingen. De natuur is een plaats om je terug te trekken uit de cultureel bepaalde (aangepraatte?) werkelijkheid - de ruimte om je eigen verhaal te ontdekken. (Dat kan en zal een heel strijdbaar verhaal zijn.) En misschien is natuur niet zozeer het bos aan de rand van de stad, maar de kleine ruimte naast de opgelegde orde, het beetje chaos dat het leven de moeite waard maakt, en dat het technocratische cynisme niet meer ziet. Door verwondering is het nog mogelijk is om je los te maken uit het opgelegde perspectief.

Natuurervaring is zo een tegenkracht in een technisch geschapen wereld. Het is alleen daarom al zinvol om onze aandacht te richten op wat de natuur ons te zeggen heeft. Een lange wandeling kan veel goed doen.

PS:

De kracht van de techniek is niet zozeer haar mogelijkheid tot ingrijpen in de natuur door middel van machines. Haar echte kracht ligt in de manier waarop ze ons denken verandert.

We willen de techniek graag zien als een middel dat goed of slecht te gebruiken is. Maar we verliezen daarmee uit het oog hoe ze onze werkelijkheid verandert: wanneer we bijvoorbeeld met iemand praten door de telefoon hebben we het idee dat we werkelijk met iemand hebben gesproken. Daarbij realiseren we ons niet dat met elkaar spreken zonder dat je bij elkaar bent, elkaar kunt aanraken, het onmogelijk maakt om elkaar echt te ontmoeten. De -door de vooruitgang beloofde- video-telefoon zal een beeld van de ander in je huiskamer kunnen toveren, maar het onderscheid met een werkelijke ontmoeting alleen maar verder verhullen.

Het is de technische ontwikkeling die het spreken met een afwezige ander vanzelfsprekend heeft gemaakt. Op soortgelijke manier hebben radio en TV de betekenis van aanwezig zijn veranderd. (Denk aan CNN en de Golf: we lijken lijfelijk aanwezig te zijn, maar nog nooit was de afstand tussen beeld en werkelijkheid zo groot.) We zijn maar al te graag bereid om de techniek te geloven wanneer deze ons mogelijkheden aanbiedt om onze menselijke beperkingen te overstijgen. De techniek vertelt ons immers het sprookje dat de wereld een dorp is geworden, een geruststellende gedachte, die de illusie schept dat we overal bij kunnen zijn.

Ook de technische ontwikkelingen in transportmogelijkheden hebben ons het gevoel gegeven vrij te zijn. We kunnen immers overal naar toe. (We vergeten daarbij dat door deze ontwikkeling de wereld overal hetzelfde wordt, en we ons daarom eigenlijk steeds minder kunnen ver-plaatsen.) Niet alleen zijn we in staat de hele wereld rond te reizen, sinds kort kunnen we tegen betaling zelfs de planeet verlaten! Kortom: de techniek belooft ons een wereld waarin al onze wensen in vervulling kunnen gaan. De consequentie is echter dat we in een steeds kunstmatigere werkelijkheid leven, die steeds minder te maken heeft met de natuur. We zien dingen alleen nog maar als ze op TV worden getoond. Mensen die enthousiast naar natuurfilms kijken, lopen blind langs de boom in hun straat.