Skip to main content
  • 01 september 1991

Eigen landbouw! - vergezichten voor het platteland

Wouter van Eck

Iedere landbouwmethode heeft gevolgen voor zowel voedselverdeling als toestand van het milieu. Die gevolgen zijn nu ronduit slecht. Maar ook voor de boeren zelf is het allerminst allemaal koek en ei. Een complex verhaal, in meerdere brokken. Met hier en daar een heus lichtpuntje.

De reclamespot voor de margarine met de naam 'Zeeuws Meisje' toont een ongeschonden Nederlands landschap, met dijken en boomgaarden. Koeien grazen er in de wei en een jongedame in traditionele kledij roept ons toe "(...) en geen cent te veel hoor!".

In werkelijkheid komt margarine uit een produktiehal. De producent, meestal Unilever, heeft voor het chemische fabricageproces als belangrijkste grondstof plantaardige oliën of vetten nodig. Welke precies maakt voor het produkt eigenlijk niet uit. Zonnebloemolie uit Frankrijk, palmolie uit Thailand of sojaolie uit Brazilië of de Verenigde Staten, het is allemaal geschikt. Zeker is wel dat er inderdaad geen cent te veel betaald zal worden. Verschillende producenten van agrarische grondstoffen worden tegen elkaar uitgespeeld en wereldwijd zijn verschillende regio's in een moordende concurrentie met elkaar.

Als we de show maar weglaten, dan is er "no business like agribusiness". Enerzijds zijn er gigantische bedragen gemoeid met het leveren van voor de moderne landbouw benodigde `input', zoals kunstmest, bestrijdingsmiddelen, zaaizaad en apparatuur. Het landbouwprodukt wordt vervolgens meestal op industriële wijze verwerkt en middels marketingstrategieën verkocht. Bij dit alles speelt de boer (v/m) een ondergeschikte rol. Zelfs bij een relatief weinig bewerkelijk produkt als brood komt er van de rijksdaalder die dat doorgaans kost maar zo'n 8 cent bij de producent van het graan terecht.

Ooit moet de landbouw heel anders bedoeld zijn geweest. Het houden van vee en het zaaien van gewassen was iets wat je deed om met je huishouden of gemeenschap zeker te zijn van je eigen voedselvoorziening. De eerste landbouwers waren extreem afhankelijk van natuurlijke omstandigheden. Maar langzamerhand werden er binnen de grenzen van lokale ecosystemen landbouwmethodes ontwikkeld die ruimte lieten voor culturele en persoonlijke voorkeuren. In een verfijnde wisselwerking tussen de natuurlijke omgeving en het menselijk ingrijpen ontstond er een grote variatie aan duurzame landbouwsystemen. De boerenarbeid verschilde per regio in specifieke bedrijfsstijl. Door een uitgekiende variatie in soorten en gebruik van verschillende lokaties was er voldoende produktie te realiseren, zelfs als er bijvoorbeeld een late nachtvorst was geweest of het een extreem droog jaar was.

Eigenlijk hadden de boeren niet zozeer de natuur te vrezen als wel diegenen die zich met geweld `historische rechten' of het staatsgezag hadden eigen gemaakt. Priesters, ambtenaren of soldaten, dat waren groepen die vaak een deel van de oogst wisten op te eisen. Deze 'surplus-afroming' maakte het mogelijk dat andere maatschappelijke sectoren zich gingen ontwikkelen ten koste van de boerenstand. In zo'n feodale maatschappij was hongersnood iets voor diegenen die het land bebouwden, binnen kloosters, kastelen en patriciërshuizen was er wel altijd voedsel in overvloed. Om op korte termijn te kunnen overleven, zagen boeren zich genoodzaakt roofbouw toe te passen. Dit had op langere termijn soms catastrofale gevolgen, zoals het ontstaan van zandverstuivingen.

Op het breukvlak met wat later de 'moderne tijd' genoemd werd vond een aantal processen plaats die er toe geleid hebben dat landbouw een economische activiteit is geworden. Zoals er binnen de hedendaagse samenleving wel meer zijn.

In Engeland werden gronden die voorheen gebruikt werden door lokale gemeenschappen voor hun voedselvoorziening met geweld opgeëist door grootgrondbezitters, die hiervoor ook nog wettelijke ruggesteun wisten te organiseren. Zij gebruikten deze gronden vervolgens voor hun eigen gewin. Er werden schapen gehouden om de opkomende Vlaamse wolmanufacturen van grondstoffen te voorzien. Karl Marx in Het Kapitaal: "De diefstal van gemeenschappelijke gronden, de wederrechtelijk en met genadeloos terrorisme voltrokken verandering van feodaal en claneigendom in modern prive-eigendom, waren evenzovele idyllische methoden van de oorspronkelijke accumulatie. Zij veroverden de grond voor de kapitalistische landbouw, lijfden grond en bodem bij het kapitaal in en voorzagen de stedelijke industrie van de nodige toevoer van vogelvrij proletariaat."

Heel Europa zou dit model overnemen en het tevens naar de rest van de wereld exporteren. In veel koloniën werd men met bruut geweld gedwongen tot verbouw van gewassen voor de markt. Soms werden er ook wel meer subtiele methodes toegepast. Zoals het heffen van hutbelasting, die mensen ook dwingt om te gaan produceren voor de geldeconomie. Waar men voorheen vooral aan landbouw deed om het eigen voedsel te verbouwen, waarbij dan weliswaar een deel van de oogst afgestaan moest worden, werd nu produktie voor geld het doel. Op deze manier werd de praktijk van het landbouwen ondergeschikt aan de logica van de moderne economie.

In 1986 was er hongersnood in de Sahel. Tijdens twee gelijktijdige popconcerten onder de naam Live Aid werd er geld ingezameld. Over heel de wereld waren de beelden te zien van het optreden van Amerikaanse mega-idolen, overal was hun song "We are the world" te horen. Het bracht honderden miljoenen dollars op, waarvoor heel wat zakken graanoverschot naar Afrika werden getransporteerd. Op hetzelfde moment echter kon je hier bij de groenteboer sperzieboontjes uit Ethiopië kopen en werden de kistkalveren in de bio-industrie gevoed met pinda's uit Mali. Al met al verdween er tijdens die massale hulpacties meer hoogwaardig voedsel uit de Sahel via de reguliere handelskanalen dan er als hulp terecht kwam.

Het veevoeder voor de Nederlandse bio-industrie komt niet alleen uit de Sahel, er komen ook aanzienlijke hoeveelheden uit Thailand, Brazilië en de Verenigde Staten. Dat we hier zoveel voedingsstoffen van elders invoeren verklaart tevens waarom er een mestoverschot is. Ginds raakt door deze eenzijdige handelsstroom de bodem uitgeput, hier vindt er overbemesting plaats. Plantensoorten verdwijnen en op sommige plaatsen is de winning van drinkwater om gezondheidsredenen beëindigd. Door de intensieve veehouderij is de Peel zelfs het gebied dat wereldwijd de hoogste concentratie ammoniak in de buitenlucht heeft. Gezonde bomen zijn er een zeldzaamheid geworden, vlinders heb je er nauwelijks meer en ook voor CARA-patiënten moet het niet leuk zijn.

Toch is de bio-industrie economisch gezien heel efficiënt. Het maakt de goedkope bulkproduktie mogelijk waardoor Nederland (in geld) de tweede grootste landbouwexporteur ter wereld is. Behalve produkten uit de (glas)tuinbouw worden vooral vlees, eieren, melk en boter tot ver over de landsgrenzen afgezet. Elders concurreren deze goedkope produkten de lokale landbouw kapot. Daarom komt het zo nu en dan voor dat boze Franse boeren het transport van Nederlandse slachtvarkens blokkeren.

Als iedere economische activiteit is de moderne landbouw immers het meest rendabel als ze grootschalig produceert. Binnen de Europese Gemeenschap heeft de voortgaande schaalvergroting er toe geleid dat er sinds 1960 gemiddeld iedere dag zo'n 1300 boeren gedwongen waren hun produktie te stoppen. Dit proces gaat nog altijd door, een bedrijf dat twintig jaar geleden groot zou zijn geweest is met dezelfde grootte tegenwoordig klein, waarschijnlijk zelfs niet meer levensvatbaar. Ook specialiseren boerenbedrijven zich noodgedwongen op slechts een of hooguit twee produkten. Ook de percelen worden alsmaar groter. Wereldwijd ontstaat een op monocultuur gebaseerde landbouw. Deze is uiteraard kwetsbaar voor zowel eenzijdige bodemuitputting als het optreden van ziektes en plagen. Om dit te corrigeren is het nodig kunstmest en landbouwgif aan te kopen. En dus moet het land voldoende opbrengen om de aankopen te financieren.

In 1988 verscheen het boek 'Een halve eeuw plattelandsvernieuwing; het Gelders rivierengebied uit zijn isolement'. Na een aantal succesverhalen over de moderniseringen die de regio aansluiting hebben gegeven met de roemruchte `vaart der volkeren' komen in een van de laatste hoofdstukken enkele streekbewoners aan bod. Hun opmerkingen zijn te lezen als evenzovele kanttekeningen bij de eerder in het boek zo positief beschreven ontwikkelingen.

"Ze hebben goed werk gedaan, die mensen van de ruilverkaveling, daar zal wel niemand blind voor zijn. Maar wij waren er graag buiten gebleven. Jarenlang nog gingen wij op onze fiets naar onze grond op het veld, maar nu is zelfs de boom verdwenen waaronder we dan schuilden. Als ik daar nu nog wel eens kom, zie ik weer mijn vader en mijn moeder voor me op het veldweggetje en ook die boom die nou weg is."

"Veel landschapsschoon, griendjes en bosjes zijn verdwenen. Er is geen haasje meer te strikken."

"Het landschap is armer geworden doordat de bemesting en de verlaging van de waterstand plantensoorten uitroeiden."

"Ik zweer bij het gemengd bedrijf. Met die grote koppels vee, dat is geen boeren meer, dat is een fabriek. Je mist je contact met de beesten. De aardigheid is eraf en we worden nu ook gedwongen te stoppen omdat er straks niet meer in bussen gemolken mag worden. Dan zie je zelfs de melkrijder niet meer. Wij zijn echte dorpsmensen, die gaan niet naar het veld. We hebben geen zin daar alleen te gaan zitten op een enorme veeboerderij of een groot akkerbouwbedrijf. Onze situatie was goed en is goed; wat is de zin ervan om meer te willen en steeds groter te worden als je de kost al hebt? Maar ik moet toegeven: als we kinderen zouden hebben gehad hadden we er mogelijk anders over gedacht."

"Grote boeren zitten vast aan de bank; ze zijn bij zichzelf in loondienst. De schaalvergroting is een verarming voor het agrarische bedrijfsleven."

Overheidsbeleid is vaak een belangrijke steun aan de verdere modernisering van de landbouwsector. Juist als dit proces economisch wat in het slop dreigt te zitten springt de overheid met stimulerende maatregelen bij. De ruilverkavelingen gedurende de jaren dertig zijn hier een voorbeeld van, evenals het landbouwbeleid van de Europese Gemeenschap. Zo'n 80% van het budget komt ten goede aan de bedrijven die 20% uitmaken. Dit heeft deze bedrijven geholpen een produktiemethode op te zetten die op industriële leest is geschoeid. Nu dat onmiskenbaar het geval is is die steun niet langer nodig. Een liberalisering van de (Europese) markt zal door het comparatieve voordeel van de industrielandbouw juist hun concurrentiepositie verstevigen. Dit is precies de essentie van de hervormingen volgens het plan MacSharry, ondanks de lippendienst die steevast aan het milieu wordt bewezen.

Want het bestaan van maar een enkele markt betekent een competitie tussen alles en iedereen. Een en dezelfde prijs voor een bepaald produkt, ongeacht verschillen in bodem, in klimaat, in cultuur, dat is vragen om moeilijkheden. Je laat de vruchtbare vallei concurreren met de kwetsbare berghelling, je laat de moderne industrielandbouw met haar milieuvervuiling en mens- en dier-onvriendelijke produktiemethoden middels goedkope produkten zegevieren over produktievormen die ecologisch en sociaal wel wenselijk zijn.

Om het tij te keren dienen milieubeweging, natuurbeschermers en ook boeren zich te realiseren dat hun onderlinge wrijvingen grotendeels zijn gebaseerd op schijntegenstellingen. Op een meer fundamenteel niveau staan de verschillende partijen wel aan dezelfde kant. Waar mogelijk zouden zij zich gezamenlijk sterk moeten maken voor het realiseren van concrete alternatieven. Een stelsel van gestaffelde prijzen bijvoorbeeld. Hierbij krijgt iedere producent voor de eerste hoeveelheden produkt een goede prijs, een hogere produktie wordt vervolgens slechter betaald. Dit garandeert kleinschalige producenten een reëel inkomen, zodat zij zich niet hoeven te storten in de wanhopige en heilloze weg van voortdurende produktievergroting.

Verder hebben ecologische landbouwmethodes bewezen op verantwoorde wijze voldoende kwaliteitsprodukten te kunnen leveren. En een accent op regionale ontwikkeling biedt mogelijkheden tot culturele eigenheid, het opzetten van voedselcoöperaties kan de afstand tussen produktie en consumptie verkleinen. Hierdoor wordt de agribusiness de wind uit de zeilen genomen en kan er wederzijds begrip ontstaan tussen de boeren enerzijds, de burgers en buitenlui anderzijds.

Het verder uitwerken en toepassen van dit soort reëel bestaande alternatieven zal bij voorkeur gekoppeld moeten worden aan een omvattende strategie om de huidige economie te ontmantelen. Onze handelsstromen zijn aan een grondige sanering toe, zeker wat betreft het importeren van eigenlijk overbodige landbouwprodukten uit de Derde Wereld, evenals de met extreem hoog gifgebruik gepaard gaande produktie van tuinbouwprodukten voor de export.

Het is nodig belanghebbenden, zoals mengvoederbedrijven, banken, slachthuizen, chemieconcerns, voedingsindustrie en inderdaad, de instellingen voor biotechnologisch onderzoek - allen als zodanig aan te wijzen en verantwoordelijk te stellen voor wat aangericht wordt, in deze strategie te betrekken. Op die manier kan de valse retoriek over de zogenaamde economische vrijheid doorgeprikt worden. En zou er weer ruimte kunnen komen voor culturele vrijheid. En de vrijheid om van natuurschoon te kunnen genieten.

Wouter van Eck

van de boerderij naar de voedingsindustrie

Ergens in de Elzas ligt het dorpje Breuswickersheim. De ouders van Michel Schaub (23) hebben er een boerderij. Hij zou ze het liefst opvolgen maar aangezien ze maar achttien koeien hebben wordt het steeds moeilijker de boel draaiende te houden. Eigenlijk is er voor zo'n klein bedrijf geen toekomst meer. De situatie van de familie Schaub is niet uniek in Breuswickersheim. Nog niet zo lang geleden was er een dertigtal boerenbedrijven. De verwachting is dat dit er binnenkort nog maar vijf zullen zijn. Tegelijkertijd neemt op de industrieterreinen in deze regio de bedrijvigheid alsmaar toe, mede vanwege de geografisch gunstige ligging voor de Europese markt.

Michel vond een baan bij een bedrijf dat handelde in medicamenten voor de bioindustrie. Nog steeds aangedaan en verontwaardigd vertelt hij over die keer dat er bij een legbatterij een virus was uitgebroken. Binnen een etmaal moesten ze met drie mensen 27.000 kippen inspuiten. Met een middel dat eigenlijk verboden is... Toen ze deze klus geklaard hadden is hij direct met dit werk gestopt.

Als we na dit verhaal een poosje stil zijn geweest vraag ik voorzichtig wat hij daarna dan is gaan doen. Hij lacht schamper. "Een oproepbaantje bij een saladefabriek. Ze maken er zogenaamd `verse' salades. Je kunt ze kopen in de supermarkt, luchtdicht verpakt in van die doorzichtig plastic zakken. Wat er in zit? IJsbergsla, tomaten en paprika's uit Holland, uien uit Andalusië en suikermais uit de Povlakte. Alleen maar produkten van grootschalige akkerbouw en moderne tuinbouw. Met een echt boerenbedrijf heeft zoiets niets te maken."

eigen regio!?

Xabier Lejarza schat ik op een jaar of vijftig, afgaand op de wilskrachtige rimpels die zijn gelaat doorgroeven. Vol trots leidt hij ons rond over het bedrijf. We zijn een bonte mengeling van mensen met verschillende achtergronden, een dag samen op excursie als onderdeel van de ambitieuze conferentie "eigen landbouw in eigen regio" die de Baskische boerenbond EHNE organiseert in samenwerking met de Groene Fractie van het Europese Parlement. Vier dagen confereren over de sociale en ecologische problemen van de landbouw in het Europa van die ene markt, plus een oriëntatie op mogelijkheden voor regionale alternatieven. Het is lekker om weer eens buiten te zijn, ook al miezert het wat.

De boerderij ligt in een schitterend bergachtig landschap, niet zo heel ver van het beroemde stadje Guernica, dat op zijn Baskisch eigenlijk net iets anders gespeld moet worden. Kleine stukjes weiland worden afgewisseld met hagen, akkertjes en bos. Enkele natuurfreaks ontdekken wilde orchideeën in de berm, wijzen elkaar op nog weer een bijzonder plantje en hollen enthousiast achter een zeldzaam insekt aan. Xabier Lejarza toont ons in de stal de twintig koeien die hij rijk is. Terwijl de dieren zich te goed doen aan kruidig hooi knijpen de boeren in het gezelschap keurend in hun billen. Kort daarvoor al hadden zij wat grond over hun handpalm uitgewreven om, samen met een ook aanwezige geoloog, de kwaliteit van de bodem te kunnen bediscussiëren.

Met het telen van groente en fruit is het huishouden van Xabier door het jaar heen zo'n beetje zelfvoorzienend wat voedselbehoefte betreft. Hij wijst ons de vruchtbeginselen van verschillende appels. Dit jaar zijn van sommige soorten de bloesems bevroren, van andere niet. Enkele jaren geleden had hij ook een rijtje veredelde 'golden delicious' staan. Ze zijn nu opgestookt in de houtkachel, ze bleken niet van goud en al evenmin delicieus, konden eigenlijk alleen maar groeien als er fors met gif gespoten werd. Het enige dat het bedrijf (letterlijk) voor de markt produceert is de melk van de koeien. Drie maal per week wordt deze op de markt van Guernica aan een veelal vaste klantenkring verkocht. Een liter volle melk, die overigens ongekend lekker van smaak is, kost omgerekend ongeveer ƒ1,50. Als we een overzicht van alle noodzakelijke uitgaven voor bedrijf en huishouden op papier zien en vergelijken met de jaarproduktie, blijkt dat deze prijs net voldoende is. Sinds enige tijd is het echter moeilijker om de produktie af te zetten. De aansluiting van Spanje bij de Europese Gemeenschap heeft de Baskische markt opengebroken voor produkten van elders. In de supermarkten kun je nu ook melk uit Nederland en Duitsland kopen. Een literpak daarvan kost maar 95 cent...

"heus, het kan anders!"

Toen hun florerende bedrijf aan de honderdste koe toe was besloten Piet Brouwer en zijn vrouw dat het nu maar eens genoeg moest zijn. Jaren van gestage groei hadden alsmaar meer werk opgeleverd. Moderne apparaten konden dat deels verlichten, maar het bleken ook dure investeringen die zich terug moesten verdienen. "We hebben ons de laatste 25, eigenlijk 40 jaar flink laten vernaggelen." Tegenwoordig staat hij uiterst kritisch tegenover de weg die overheid, bedrijfsleven en 'die zogenaamde boerenorganisaties' steeds weer aan het bedrijf willen opdringen. Ook al omdat het in je eentje allemaal wel bar moeilijk is, heeft een aantal boeren uit de regio de Werkgroep Alblasserwaard/Vijfheerenlanden (WAV) opgezet.

Ze proberen elkaar te stimuleren in het zoeken naar mogelijkheden voor een andere bedrijfsvoering. Het creëren van natuurwaarden is daarvan een heel concreet voorbeeld. Door maatregelen als attent maaien tijdens de broedtijd van weidevogels, een aangepast beheer van slootkanten en het (weer) aanplanten van hagen blijkt de natuurlijke rijkdom aanzienlijk toe te nemen.

Ook blijken ze allen het gebruik van zowel kunstmest als krachtvoer terug te hebben kunnen dringen. Door het inzaaien van het stikstofbindende klaver wordt de mestbehoefte van het grasland namelijk behoorlijk minder. Drie van hen konden daarom in april overstappen op produktie volgens ecologische richtlijnen. Ze willen echter meer dan zich louter voegen naar de hopelijk strikte normen van het toekomstig milieubeleid van de overheid of de eisen van het ecologische circuit.

Zij willen zich ervan verzekeren dat hun arbeid waardig is, een wezenlijke bijdrage levert aan een goed produkt. Daarom wordt er gepraat over het oprichten van een eigen coöperatie die in de regio het kwaliteitsproduct 'veenweidekaas' zou moeten slijten. "Vroeger had je in ieder dorp een eigen coöperatie, kende je de mensen persoonlijk. De onze is toen opgegaan in de Melkunie; zat je opeens met drie provincies te kijken. Nu zijn die al weer samen met Campina en heb je er zelfs een stuk België bij. Ik heb de bedankbrief klaar liggen. Maar ja, ze verplichten je dan tot stipt 31 december te blijven leveren en we moeten zo'n ƒ12.000 uittredegeld betalen."

Met initiatieven als lezingen, open dagen en een toneelstuk op Wereldvoedseldag proberen ze meer mensen te bereiken met hun ideeën. "De burgers weten zo weinig van de problemen van boeren." Inmiddels zien ze bij de Rabobank met lede ogen toe hoe de hypotheek langzaam maar zeker minder wordt. "Komen ze naar je toe om je te zeggen dat je eigenlijk te weinig schuld hebt, dat je voor een rendabele bedrijfsvoering meer moet investeren. Proberen ze je weer in die cirkel te duwen."

"Werken aan het veranderen van structuren is heel belangrijk. We zijn ook actief binnen de CBTB (een zogenaamde 'standsorganisatie' die formeel boerenbelangen naar de overheid toe behartigt). Maar het is ver weg, het maakt je klein en machteloos. Het is fantastisch om dan zelf veranderingen in praktijk te kunnen brengen. Dat geldt ook voor je relatie met andere mensen. Je moet jezelf kunnen afvragen waar je nu eigenlijk mee bezig bent. We zijn toch niet alleen maar op de wereld om geld te verdienen?"