Skip to main content
  • 11 oktober 2007

Macht in Nederland

Willem Bos

Volgens de oude  Marx is er in het kapitalisme sprake van een klassenmaatschappij. Je heb aan de ene kant de bourgeoisie, de bezitters van productiemiddelen die anderen met die productiemiddelen laten werken en zich een deel van de geproduceerde waarde toe-eigenen. Aan de andere kant staan de mensen die geen productiemiddelen hebben en geen andere keus hebben dan te gaan werken voor degenen die ze wel hebben. (De arbeidersklasse of het proletariaat noemde Marx hen).
En tot slot is er de groep daar tussen in: mensen die wel eigen productiemiddelen bezitten, daar zelf of met hulp van gezinsleden of een enkele assistent een inkomen mee verdienen, maar niet kapitaalkrachtig genoeg zijn om anderen voor zich te laten werken.
En… voegde Marx daar aan toe: de maatschappij is niet alleen verdeeld in klassen, het is ook  zo dat één klasse de macht heeft: de bezitters van de productiemiddelen, het kapitaal.
Zo zag Marx het, maar dat is natuurlijk volstrekt achterhaald. We leven nu in een open en democratische maatschappij waar iedereen in principe dezelfde kansen heeft en de macht verdeeld is en niet meer bij één groep berust, toch?
Wetenschappers van de Erasmus Universiteit doen onderzoek naar macht in Nederland. Ieder jaar presenteren ze in de Volkskrant een lijstje met tweehonderd namen van de machtigste Nederlanders. Dat lijstje is natuurlijk leuk om te kijken wie er gestegen of gedaald is, maar interessanter is het om te kijken wat die mensen die er op staan bindt.

Omdat ik te lui ben om alle 200 namen te bestuderen heb ik me beperkt tot de eerste vijftig.

Negen daarvan zijn vooral binnen de (semi) overheid actief als directeur of voorzitter van (semi) overheidsorganen: Hogervorst van de AFM, van Vollenhoven van de Ongevallenraad, Tjeenk Willink van de Raad van State en dergelijke. Dan zijn er vier oud politici met een stevige band met het bedrijfsleven: Wim Kok, inmiddels veelvuldig commissaris, Frits Bolkenstein, voorheen Shell, Ruud Lubbers (Kloos Hollandia) en Paul Rosenmöller (grootaandeelhouder Vendex).
De overgrote meerderheid (34 van de 50) is topman, of oud topman bij een groot (multinationaal) bedrijf of bij een van de werkgeversorganisaties. En tot slot vinden we er nog één kroonprins, één vakbondsvoorzitster (één van de twee vrouwen in de Top 50) en om de boel bij elkaar te houden: Job Cohen.
Kortom: wie hebben het in Nederland voor het zeggen? De top van het grote bedrijfsleven, aangevuld met een paar hoge overheidsfunctionarissen en één vakbondsvrouw. 'De bourgeoisie', zou Marx zeggen.