-
21 oktober 2009
DSB en de kredietcrisis
Volgens Wouter Bos heeft de ondergang van de DSB Bank niets te maken met de kredietcrisis. In tegenstelling tot de banken die door hem met vele tientallen miljarden overeind zijn gehouden, gaat het in het geval van de bank van Scheringa om een instelling die door zijn eigen fouten in de problemen is gekomen, aldus Bos. Nu heeft de minister groot gelijk dat hij ons belastinggeld niet wilde aanwenden om de bank uit Wognum overeind te houden, maar de redenering dat het bij de DSB Bank niet - en bij die grote drie wel - om de kredietcrisis gaat, deugt van geen kant.
Blijkbaar mag het van Bos alleen maar kredietcrisis heten als het gaat om het opkopen van ondeugdelijke pakketen hypotheken uit de VS. Als er sprake is van het zelf in Nederland in de markt zetten van dergelijke hypotheken met daaraan verbonden koopsompolissen, dan is het in de ogen van de minister van Financiën iets heel anders.
De kredietcrisis is het gevolg van de enorme uitbreiding van het krediet en in het algemeen van de expansie van de financiële sector waar geld gemaakt wordt met geld. Consumenten werden steeds meer leningen en vooral hypotheken aangesmeerd die eigenlijk hun draagkracht te boven gingen. We kennen inmiddels de verhalen van arme Amerikanen - soms zelfs zonder inkomen - die een hypotheek kregen omdat de waarde van hun huis toch zou stijgen en ze zo de hypotheek als het ware vanzelf terug zouden verdienen.
Dat ging goed zolang de huizenprijzen stegen, maar toen aan die stijging een einde kwam, stortte het systeem in. Mensen konden hun hypotheken niet meer afbetalen en kwamen op straat te staan. De huizenprijzen daalden verder. De (inmiddels vaak vele malen doorverkochte) hypotheken werden minder waard zonder dat iemand precies wist hoeveel minder. Banken moesten een deel van hun hypotheekbezit afboeken en dreigden om te vallen. De crisis sloeg vanuit de financiële sector over naar de rest van de economie en leidde tot een algemene neergang van de wereldeconomie.
Die windhandel in financiële producten was mogelijk gemaakt door het neoliberale beleid van de afgelopen 25 jaar. De internationale kapitaalsmark was opengegooid. Allerlei eisen die voorheen aan banken werden gesteld, zijn afgeschaft of verlaagd. Belastingregels werden aangepast. Het kapitaal moest daar naar toe stromen waar het het meest winst kon maken, was de gedachte.
Die liberalisering vond ook in Nederland plaats. Ook hier groeide de financiële sector enorm en gingen banken en andere financiële instellingen zich richten op de (internationale) handel in allerlei financiële producten.
Ook op de binnenlandse financiële markt vonden er veranderingen plaats. De traditionele rol van banken: het innemen van geld van particulieren en bedrijven ‘die het nu even niet nodig hebben’ om het tegen een vergoeding uit te lenen aan particulieren of bedrijven ‘die er nu even behoefte aan hebben’, raakte op de achtergrond. Men ging zich steeds meer richten op ingewikkelde en ondoorzichtige financiële producten.
Zo had Legiolease zijn ‘winstverdriedubbelaar’ en Aegon zijn ‘sprintplan’. Verblind door de stijgende beurskoersen en aangemoedigd door de fiscale aftrekbaarheid van de rente trapten honderdduizenden mensen hier in. In 2001 deed 6% van de Nederlandse huishoudens mee aan deze gekte. In totaal ging het om 6,5 miljard euro. De voorloper van de AFM, de STE onder leiding van de toenmalige D66-er en later VVD-lid Arthur Doctors van Leeuwen, stond er bij en keek er naar. De totale schade wordt geschat op 1,3 miljard euro.
Dan waren er de zogenoemde woekerpolissen. Beleggingsverzekeringen met zeer hoge verborgen kosten. In totaal zijn er zeven miljoen van dergelijke polissen afgesloten met een waarde van 50 miljard euro. Ook hier was de fiscale aftrekbaarheid een belangrijke stimulans. Bijna alle banken en financiële instellingen hadden dergelijke producten. En ook hier loopt de totale schade in de miljarden.
En dan hebben we nog de beleggingshypotheken, waarvan de ellende pas langzaam aan de oppervlakte komt. We hebben het dan nog niet gehad over de vele heel of half malafide investeringsfondsen als Palminvest, teakhoutfondsen en natuurlijk Icesave. Ook in die gevallen schoot het toezicht tekort of beschikten de toezichthouders niet over mogelijkheden om in te grijpen.
Er wordt terecht schande gesproken van de torenhoge provisies (tot 80%) die Scheringa rekende voor zijn koopsompolissen. Maar inmiddels is bekend dat tenminste vijf financiële instellingen in Nederland er dergelijke praktijken op na hielden, of misschien wel houden. Het verschil is dat het hier om grotere instellingen gaat waarvan dit soort producten een kleiner deel van de omzet uitmaakt. Dat maakt het risico voor de instellingen minder groot, maar de ellende voor de gedupeerden is er natuurlijk niet minder om.
Scheringa ging ver in zijn praktijken, hij probeerde het onderste uit de kan te halen. Maar fundamenteel verschilden zijn werkzaamheden niet van die van vele andere financiële instellingen. Dat wil minister Bos liever niet horen. Dat geeft maar onrust in de markt. Daarom doet hij alsof de ondergang van de DSB Bank niets met de kredietcrisis te maken heeft. Maar de ondergang van de bank van Scheringa is slechts het topje van de ijsberg van de kredietcrisis.