Skip to main content
  • 24 april 2008

Taal van pochende krukken

Hans Boot

In de Nederlandse nieuwspraak scoort 'de markt' hoog. Daar 'zetten' velen zoveel 'in' dat de chaos logisch is. Ondernemers en hun ideologen hebben school gemaakt. De markt is als je zus of vriend: gretig, onrustig, overbelast, afwachtend of doorgedraaid. De managementtaal heeft ook heel wat hoofden veroverd. 'Verantwoordelijkheid' is nog steeds een topper, gevolgd door 'ambitie', 'doelen' en 'taken', terwijl een beetje geoefend oor doof wordt van de schallende 'insteek' en 'invulling' die vooral 'juist' moeten zijn. Nauwelijks opzienbarend is het aanzien dat oude woorden als 'respect' en 'trots' in de nieuwe politiek verworven hebben.

Hoewel deze taalpathologie tot niet veel meer hoeft te leiden dan ergernis en misschien afgedaan kan worden als overgevoeligheid of erger nog een behoefte aan zuiverheid, blijft taal een instrument van bewustzijn en inzicht. Vanzelfsprekend veelgebruik van bepaalde woorden biedt dan ook een leerzame kijk achter de schermen van de macht.

Schikken of verzetten

Neem een onschuldig woord als 'invulling'. Populair bij Bos en Van Basten, Van Geel en Van Gaal. Maar, om met een andere gebruiker te spreken: je hoort het pas, als het tot je doordringt. Vrijwel altijd kan 'invulling' vervangen worden door 'uitwerking', zij het dat de betekenis een ommezwaai maakt. Is bij 'invulling' sprake van strak begrensde contouren (bekend van de laag gewaardeerde invuloefening), bij 'uitwerking' wordt een open activiteit verondersteld (bekend van de verdeeld gewaardeerde onvoorspelbaarheid). De door god of bank gegeven verantwoordelijkheid en de door coach of leider voorgeschreven taken worden ingevuld. Uitgewerkte taken daarentegen kunnen aangenaam onverantwoord de voorschriften doorbreken.
Op een vergelijkbare manier kan het platgebruikte woord 'insteek' bekeken worden, een handeling die weinig ruimte krijgt en na vervanging door bijvoorbeeld 'aanpak' of 'benadering' haar beperking verliest.
Wie bereid is een aantal denkstappen over te slaan, ziet in deze voorbeelden de tegenstelling aanpassing/onafhankelijkheid opkomen. Omdat taal meer is dan woorden en we taal aanhoren, eigen maken en gebruiken, brengen we daarin - vaak impliciet - onze sociale positie, denkwijze en maatschappijbeschouwing tot uitdrukking. Tegelijkertijd is taal één van de gereedschappen om ons te schikken of te verzetten. Want zoals we weten, kunnen woorden zo indringend zijn dat er daden uit voortkomen.

Oranje bloed

Bij het sinds kort weer in zwang zijnde woord 'trots' speelt iets anders. Even op de snijtafel leggen, kan geen kwaad. Het is immers ongewoon dat een ondergeschikte fier is op z'n baas. Dan is er sprake van slijmen of verafgoden, beiden zijn niet bepaald bevrijdend. Andersom is het gebruikelijker. De meerdere spreekt zijn of haar trots uit over de mindere. Neerbuigend, gezagsvol, belonend en vooral de eigen verdienste van de bovengeschikte. Niet voor niets staat in De Grote Van Dale op de eerste plaats een "gevoel dat men meer is dan anderen". Ach, in de sfeer van ouders en kinderen en een zwemdiploma zal de trots goedaardig zijn, niettemin al snel licht paternalistisch. Verontrustend is het pas als het woord uit de verkeerde mond komt, ter negatieve onderscheiding van anderen en ook nog eens volmondig nationalistisch bedoeld is. De hoogmoed van de overheersing, de minderwaardigheidsverklaring aan de 'vreemden', de krukken die pochen..

De slagzin Trots op Nederland - volgens een radiospotje van de ING dat wat door je oranje bloed stroomt - is dus niet alleen irritant of belachelijk. De slogan trekt een scheiding der geesten en belangen. De vraag trots op wie of wat - Piet Hein, politionele acties in Indonesië, de Schipholbrand - is dan ook niet voldoende. Wie de trots verkondigt, zegt minstens zo veel. Want het is niet aannemelijk dat Aletta Jacobs, Ferdinand Domela Nieuwenhuis of Henk Sneevliet ooit zo'n bekentenis hebben gedaan. Dit in tegenstelling tot de voorgangers van de oud-minister van Vreemdelingenzaken Van Heutz, Colijn en Wilhelmina, om geen anderen te noemen.
We hoeven daarop niet te wachten, maar de volksmond waarop de oude en jonge nationalisten zich richten, weet het al: na de hoogmoed komt de val.