Skip to main content
  • 28 februari 2007

Paspoortaffaire

Ronald van Haasteren

Verlangt u ook wel eens terug naar het postmodernisme? Toegegeven, de postmodernisten sloegen op soms hemeltergend irritante wijze de bijl aan de wortels van de verschillende linkse denominaties, die in de gestalte van de arbeider het object en subject van de linkse revolutie dachten te hebben gevonden. Daar was het postmodernisme uiteraard niet erg origineel in, want al eerder hadden bijvoorbeeld vrouwen en mensen-met-een-niet-wit-kleurtje de eendimensionale veronderstellingen van links onverbiddelijk ten grave gedragen. Dat leidde tot moeizame discussies, waarin de oorspronkelijke hoofdtegenstelling arbeid-kapitaal verzoend moest zien te worden met de aanspraken van andere tegenstellingen.

Het postmodernisme brak de al wankel geworden muur van de overzichtelijk geordende tegenstellingen nog verder af: mensen hebben een groot aantal verschillende identiteiten, heette het nu, die bovendien per fase, ja zelfs per dag konden wisselen. Om het nog erger te maken stelde het postmodernisme dat je met al die identiteiten ook nog eens kon spelen en werd het zelfs als bevrijding voorgesteld: subjecten lieten zich niet langer vastpinnen op één identiteit - of die nu door rechts of links werd aangedragen. Daarmee werd de vraag naar identiteit en bijbehorende ideologie op de mestvaalt van de geschiedenis geworpen. Zoals Anil Ramdas het eens verwoordde: vragen naar wat iemands identiteit is, is hetzelfde als iemand die op een rijk geschakeerd kleed ligt vragen: op welke kleur lig je?

Maar dat was allemaal in de jaren tachtig en negentig, toen zowel de politiek als de geschiedenis tot zijn einde was gekomen. Inmiddels zijn de tijden radicaal veranderd. De vraag naar een eendimensionale identiteit staat weer bovenaan de politieke agenda en wordt fel-nationalistisch ingekleurd. Zoals afgelopen week weer eens bleek toen Geert Wilders de dubbele paspoorten van Aboutaleb en Albayrak aan de kaak stelde. Nationaliteit als begin- en eindpunt van identiteit. Daarmee trekt Wilders de lijn door die door de kabinetten Balkenende-Verdonk was ingezet: loyaliteit aan de natie als belangrijkste graadmeter voor identiteitenpolitiek.

De terugkeer van gesloten nationale identiteiten lijkt haaks te staan op de globalisering, waarin nationale grenzen vervagen, Nederlandse burgers worden opgeroepen zich óók Europeaan te voelen, Westerlingen in steeds doldriestere vakanties de aardkloot bereizen en migratie – ondanks de militarisering van het vreemdelingenbeleid – een niet te stoppen fenomeen is. De grote vraag is: zijn dit slechts achterhoedegevechten die nu eenmaal vast onderdeel vormen van snel veranderende tijdsgewrichten, of krijgt de overal plaatsvindende renationalisering de overhand en politiek momentum? Zestig procent van de Nederlanders blijken de nationalistische sentimenten van Wilders inzake de vermeende loyaliteitsproblemen van Aboutaleb en Albayrak te onderschrijven. Een veeg teken aan de wand.

Nationaliteit en religie staan weer in het brandpunt van de (internationale) politiek. De nationale vlag of een heilig boek als reddingsboeien voor de massa's die hun zekerheden het raam zien uitvliegen onder invloed van de ontwortelende globalisering. Het bewijst weer eens dat de geschiedenis zich nooit lineair voltrekt. Het zijn ingewikkelde tijden voor postmodernisten – als die nog bestaan. Maar het twijfelende, vervagende en ongrijpbare karakter van het postmodernisme – hoe vervelend ook voor een linkse politiek die graag één duidelijke slagzin op een spandoek wil kunnen kalken – lijkt toch vele malen aansprekender dan het teruggrijpen op één vastgepinde identiteit waarbij complete VINEX-wijken plotseling natte ogen krijgen bij het zien van het Nederlandse paspoort.