-
08 december 2005
De "aanwinst"
Hij gaat het niet halen die 41% . Wat een treurnis. Het nieuwe fenomeen Peter R. gaat dus niet aan verkiezingen meedoen met zijn feitelijke eenmanspartij: de PRDV. Tenzij..... opiniepeiler Maurice de Hond de cijfers nog zodanig weet te manipuleren dat blijkt dat hij toch een “aanwinst” is en dat “het volk” wel wil dat hij naar Den Haag gaat. Het probleem is volgens De Hond ook niet dat crimefighter Peter R. niet populair genoeg is -(De Hond peilt namelijk wel 40%), maar dat de vraagstelling van de concurrerende opiniepeilers is fout. Dat ons door zo’n tragische kleinigheid als een verkeerde vraagstelling straks een nieuw fenomeen wordt onthouden in de Haagse politiek, die toch zo zit te schreeuwen om nieuwe aansprekende leiders tussen al die met “meel in de mond” sprekende politici. Wat is dat nou toch “jammer”. Of gaat de AIVD hem een handje helpen....
Waar gaat dit eigenlijk over? Wanhopig wordt al twee jaar gezocht naar de opvolger van Fortuyn. Naar een nieuwe populist. Heinsbroek: nee, Nawijn: nee, Wilders: ja, bijna ... nee. En nu weer Peter R: ook al niet. Maar, zie praalhans numero zoveel is nog niet eens afgeserveerd of er dient zich gelukkig alweer een nieuwe ijdeltuit aan waar we ons op storten: Marco Pastors.
Zal hij het halen? Vast niet. Het tempo van opkomen en afbranden is inmiddels zo hoog dat Pastors wel in Rotterdam zal blijven en bovendien heeft hij te weinig ambitie. Fortuyn ging tenminste nog zonder aarzelen voor niets minder dan het minister-presidentschap. Pastors wil wel vice-premier worden. Dat is toch te weinig ambitieus, daar zit een aarzeling, lijkt me. Zo kom je er niet.
We zullen tot de volgende Tweede Kamerverkiezingen naar schatting nog wel twee of drie nieuwe potentiële populisten zonder samenhangend politiek programma opgediend zien worden. Een aantal spraakmakende politieke analisten en de media hebben tenslotte bedacht dat we in Nederland een leider nodig hebben dus die moet er toch komen. En zie, dit onvermoeibare vragen om leiders werd ook al door het Sociaal Cultureel Planbureau gepeild: ‘tweederde van de Nederlandse bevolking verlangt naar moedige, onvermoeibare en toegewijde politieke leiders.’ Vijf jaar geleden was het nog het omgekeerde, maar de Nederlanders wantrouwen inmiddels hun huidige politieke leiders.
We zitten voorlopig dus nog opgescheept met een paradoxale vraag om leiders - die we net zo hard weer afbranden - die voortkomt uit een tegenstrijdige, neoliberale politiek, die pretendeert niet ideologisch te zijn.
Er wordt geschermd met een terugtredende overheid - en we worden opgezadeld met een quasi eigen verantwoordelijkheid bij het kiezen van energieleveranciers of zorgverzekeraars. Tegelijkertijd zien we een repressieve overheid die steeds meer reguleert, burgerrechten inperkt en de onderlinge solidariteit afbreekt. Maar daar gaat het heersende, populistische debat niet over. Het gaat niet over visie of idealen, maar over het beheersen en oplossen van problemen en incidenten. Denken in politieke tegenstellingen en strijd, denken in een visie waar de samenleving heen moet, past daar uiteraard niet meer in.
De zogenaamde vernieuwende, populistische politiek waar ook de oude partijen hijgend achteraan lopen, gaat niet over ideologische tegenstellingen, maar over doelstellingen en resultaten van beleid. En waar partijpolitieke verschillen steeds kleiner worden in het postideologische tijdperk, wordt de persoonlijke uitstraling van de politieke leider uiteindelijk de toetssteen. Alles het resultaat van een neoconservatieve afbraakpolitiek die mensen tegen elkaar uitspeelt.