-
11 juni 2005
Linkse arrogantie zet deur open voor populisme
De druiven zijn zuur voor de verliezers van het referendum. Vooral voor de linkse verdedigers van de grondwet. Het was immers vooral hún achterban die massaal tegen stemde. Terwijl de steun voor de grondwet vooral kwam van beter opgeleide en beter gesitueerden stemden lager opgeleide en lager geschoolde kiezers massaal tegen. Van de PvdA-kiezers bij de vorige verkiezingen stemde een meerderheid tegen de grondwet, bij de GroenLinks-kiezers was er een nipte meerderheid van 54% voor. Ook vakbondsleden stemden massaal tegen.
Alle reden dus voor zelfreflectie voor dat deel van links dat een ja-campagne voerde.
Hoe heeft het zo ver kunnen komen dat de deze partijen (de PvdA en GroenLinks) zo ver van hun natuurlijke achterban af zijn komen te staan? Hoe kan het dat ze zelfs niet in staat waren hun eigen kiezers te overtuigen? Helaas blijft die zelfreflectie tot nu toe uit. In plaats van de hand in eigen boezem te steken wordt vooral met een vingertje naar anderen gewezen. In eerste instantie naar de slechte campagne van de regering. Alsof links niet zelf de ruimte voor die campagne heeft gegeven.
Inmiddels heeft socioloog Pels een nieuwe zondebok gevonden: het linkse populisme in de nee-campagne. In Forum van 9 juni trekt hij daar flink tegen van leer. Alleen al het feit dat linkse tegenstanders van de grondwet op de uitslagenavond schouder aan schouder stonden met Wilders, Herben en Rouvoet is voor hem een wrang en verontrustend beeld. Wat een hypocrisie. Blijkbaar is het Pels ontgaan dat de ondertekening van zijn geliefde grondwet in Rome onder leiding stond van de toenmalige Europese voorzitter Berlusconi, en blijkbaar heeft hij gemist dat in het Oostenrijkse parlement de partij van Haider van harte met deze constitutie heeft ingestemd. Of is samen met deze types voor de grondwet minder wrang en verontrustend dan samen met Rouvoet er tegen?
Om zijn stellingname kracht bij te zetten presenteert Pels een analyse van de campagne die van een aandoenlijke stunteligheid is. “Opvallend”, zo schrijft hij, “was dat de klassentegenstelling zich niet zozeer manifesteerde in de klassiek ideologische termen van links en rechts, maar samenviel met de haaks daarop staande populistische tegenstelling tussen ‘boven’ en ‘beneden’.”
Vooral die toevoeging ‘populistische’ is typerend. Want laten we gewoon eens naar de feiten kijken. Dan zien we dat de ja-stem overwegend komt van de beter opgeleiden en beter gesitueerden. De twintig gemeenten waar ja won - met Rozendaal en Bloemendaal op kop - zijn dan ook de twintig gemeenten met het hoogste gemiddelde inkomen en vermogen. Van de laag opgeleiden stemde volgens Maurice de Hond 82% tegen, van de mensen met een hoge opleiding 51%. Bij de inkomens boven modaal was er slechts een nipte overwinning van het nee, bij modaal en daar onder stemden twee maal zo veel mensen voor nee als voor ja.
Er kan dus geen twijfel over bestaan dat hoe hoger op de maatschappelijke en financiële ladder hoe meer ja en hoe lager hoe meer nee er is gestemd. Dat is eenvoudig het beeld dat uit alle gegevens over dit referendum naar voren komt, en heeft niets met populisme te maken. In tegenstelling tot Pels lijkt mij dat dit beeld volstrekt correspondeert met de klassieke scheiding tussen links en rechts. De ja-stem was overwegend die van degenen die profiteren van de liberale vrijemarkteconomie die men met deze grondwet wilde vastleggen. De nee-stemmers (waaronder een flinke meerderheid vrouwen) waren overwegend degenen die daar de dupe van zijn, met name van de daarmee gepaard gaande afbraak van de verzorgingsstaat.
Zowel de ja- als de nee-stemmers wisten dus heel goed waar hun belang lag en hebben er naar gehandeld. Wat dat betreft was de klassentegenstelling volstrekt duidelijk.Iets anders is de opstelling van de linkse partijen PvdA en GroenLinks. In tegenstelling tot een groot deel van hun achterban kozen zij er voor om de Grondwet te steunen, en bleken ze niet in staat om hun kiezers van de juistheid van die keuze te overtuigen. Wederom heeft de achterban van deze partijen het gevoel dat hun belangen door deze partijen niet gevoeld en begrepen worden. En daar ligt precies het gevaar van het populisme. Als linkse partijen en belangenorganisaties systematisch voorbijgaan aan de belangen van de groepen die hen zien als de natuurlijke verdedigers van hun belangen, als grote delen van de bevolking zich systematisch door links in de steek gelaten voelen, dan zet dat de deur open voor populisten die makkelijke en directe oplossingen suggereren. Dat is de belangrijkste les uit de Fortuyn-revolte. En dat zou ook de belangrijkste les voor links uit het referendum moeten zijn. Het zou mooi zijn als een linkse denktank zich daar op zou richten in plaats van wild om zich heen te slaan naar die delen van links die nog wel contact met hun achterban hebben.