Skip to main content
  • 21 april 2009

Europapropaganda

Willem Bos

In Nederland kennen we duidelijke regels voor overheidspropaganda. Uitgangspunt is dat overheidsinstellingen en gelden van de overheid er niet zijn om standpunten van specifieke groepen of partijen uit te dragen. Overheidsorganen moeten zich in hun communicatie met de burgers beperken tot het uitdragen van aangenomen beleid. Eerst wordt op een democratische wijze het beleid bepaald en pas daarna kan de overheid dat beleid gaan propageren.

Daarom zijn er geen Postbus 51-spotjes waarin staatssecretaris Jack de Vries de zegeningen van de JSF bejubelt, waarin Piet Hein Donner uitlegt dat we echt allemaal tot ons 67ste moeten werken, of waarin Jan Peter Balkenende ons oproept bij de volgende verkiezingen vooral CDA te stemmen. Natuurlijk proberen politici dagelijks de randen van die regels op te zoeken en gaan ze er met de regelmaat van de klok overheen, maar de norm zelf - ‘alleen propaganda voor aangenomen beleid’ - staat niet ter discussie.

De meest grove overschrijding van die regels hebben we indertijd meegemaakt met het referendum over de Europese grondwet. Toen werd een wet aangenomen waarin stond dat er een miljoen euro uit de staatskas beschikbaar was voor de campagne voor het grondwetsreferendum en dat dat geld door een onafhankelijke commissie gelijkelijk onder voor- en tegenstanders van de grondwet verdeeld moest worden. Maar toen bleek dat de tegenstanders van de grondwet aan de winnende hand waren, werden er snel vele miljoenen uit de staatskas gehaald voor de ja-campagne van de regering. Zo werd de burgers op kosten van hun eigen belastinggeld verteld hoe ze bij het referendum moesten stemmen.

Het is geen toeval dat deze foute overheidspropaganda nu net Europa betrof. In de Europese politiek is een dergelijke manier van beïnvloeden van de burgers namelijk de gewoonste zaak van de wereld. In de Europese politiek kent men de regel dat propaganda zich moet beperken tot aangenomen beleid niet. In Europa worden miljarden uitgegeven aan propaganda voor zaken waarover de besluitvorming nog niet is afgerond.

Een treffend voorbeeld is het Verdrag van Lissabon, dat de plaats moet innemen van de verworpen grondwet. Dat verdrag is nog niet aangenomen. Europese verdragen zijn pas aangenomen als ze in alle EU-lidstaten zijn aangenomen en in Ierland is het verdrag in een referendum verworpen en in Tsjechië is het verdrag ook nog niet goedgekeurd. Toch worden er miljarden uitgegeven om dit verdrag te propageren.

In Ierland besteedt de Europese Commissie dit jaar 1,8 miljoen euro om de Ieren er van te overtuigen in een nieuwe referendum wél voor het verdrag te stemmen. In totaal werd in 2008 door de Europese Commissie ten minste 2,4 miljard euro aan Europa promotie besteed, zo berekende het Britse onderzoeksinstituut Open Europe. Dat is bijna vijf euro per EU-inwoner en meer dan Coca Cola wereldwijd per jaar aan reclame uitgeeft. Daarnaast zijn er nog de bedragen die de afzonderlijke regeringen voor dit doel besteden. (In Nederland tenminste vijf miljoen euro per jaar, waarvan de helft via het Europafonds en de helft door het ministerie van Buitenlandse Zaken zelf.)

Het onderzoeksrapport van Open Europe maakt ook duidelijk hoe het komt dat wij als burgers zo weinig merken van al deze activiteiten. Een groot gedeelte ervan is een soort sluikreclame. Onder het mom van culturele uitwisselingen, scholingsprogramma’s en dergelijke krijgen allerlei organisaties subsidie voor projecten waarbinnen terloops de zegeningen van de huidige Europese Unie naar voren worden gebracht. Als u dus de komende tijd ergens het woord ‘Europa’ ziet, denk dan dus eens goed na wie u in dat geval waarvan wil overtuigen.