-
16 januari 2018
De dingen die er echt toe doen
Laatst was het weer eens zo ver. Een expert liet zijn licht schijnen over onze concurrentiepositie binnen de Europese economie. En wat bleek? We werken te weinig. Met name de vrouwen laten het afweten op de arbeidsmarkt. Met hun deeltijdbaantjes is de arbeidsproductiviteit ver onder de maat. Natuurlijk werd er ook nog even ingekopt dat hun zelfontplooiing en de maatschappelijke relevantie niet uit de verf zullen komen met zo een geringe deelname aan het arbeidsproces.
Ook de mannen kregen een veeg uit de pan. Hun arbeidsparticipatie ligt weliswaar een stuk hoger dan die van de vrouwen, maar afgezet tegen het Europese gemiddelde bungelt de Nederlandse man ergens ver onder aan het lijstje van Europese landen. Wil Nederland zich staande houden in het economische slagveld, dan moet er meer gewerkt gaan worden. Zo simpel is het, volgens de expert.
Voor zover is er niets nieuws onder de zon. In een economisch systeem waar het draait om meer, meer, meer, ligt het voor de hand dat er ook meer gewerkt moet gaan worden. Wat me echter shockeerde was de houding van de journaliste. Hoewel ze zeer zeker in staat was om de aannames van de expert kritisch tegen het licht te houden, was ze niet bij machte om buiten de kaders van deze economische “waarheid” te denken. Ze nam het basisprincipe: meer werken, aan als een economisch dictaat. Ze stelde de, naar mijn idee, meest voor de hand liggende vraag niet.
Als de logische consequentie van ons economische systeem een alsmaar toenemende arbeidsproductiviteit is, dan ligt het toch voor de hand om het systeem zelf eens kritisch te bekijken, zou je zeggen. De onderliggende vraag is of de mens er is ter meerdere glorie van het systeem, of dat het systeem dienend moet zijn voor de mens.
Laten we eens kijken wat het systeem ons gebracht heeft. Groeiende welvaart, op dat punt wordt zeker gescoord. Maar hier tegenover staat de toegenomen werkstress. Buschauffeurs die hun plas moeten inhouden omdat er te weinig tijd is voor een pauze. Onderwijzers die met te volle klassen en een overvolle taakbelasting al jarenlang op nummer één prijken op de burn out-lijst. Ouderenverzorgers die meer tijd bezig zijn met registreren dan met het verzorgen van onze ouderen.
En dit is nog maar een greep uit een lijst die helaas veel langer is. Maar de expert van hierboven zegt tegen deze mensen dat hun arbeidsproductiviteit omhoog moet!
De conclusie mag gerust getrokken worden dat door de reeds toegenomen werkdruk de werkstress evenredig is toegenomen en dat bovendien op de kwaliteit van het geleverde werk is ingeboet. Stress en kwaliteit gaan immers niet samen. Voor innovatie is een zekere mate van rust noodzakelijk. De belangrijkste slachtoffers van deze economische wetmatigheid zijn echter onze kinderen.
Als papa en mama voltijds meedraaien in de economische mallemolen, is er geen tijd meer voor het verzorgen en opvoeden van de kinderen. Oh ja, die zijn dan toch in handen van gekwalificeerde professionals bij de crèches en de kinderdagverblijven, waardoor de ouders tijdens quality time bij hun kinderen kunnen zijn? Ik heb zelden zo’n lariekoek gehoord. Alsof de kinderbehoeften zich houden aan de agenda’s van papa’s en mama’s werkgever. Helaas is deze gedachte heden ten dage wel gemeengoed geworden.
En dan het idee dat zelfontplooiing alleen mogelijk is door deel te nemen aan het arbeidsproces. Je bent pas iets waard als je betaald werk verricht. Hoezo?
De werkelijke waarden van het leven liggen veel dieper dan het maandelijkse loonstrookje. Wat te denken van de mantelzorger die zijn zieke ouder begeleidt tijdens zijn laatste levensfase. De vader die zijn kind naar school brengt. De moeder die tijd heeft om de woordjes Engels te overhoren. In hemelsnaam...
Ik hoop dat de Nederlandse vrouwen hun poot stijf houden en blijven weigeren om meegesleurd te worden in de economische rat race. En dat de mannen eens een keertje een voorbeeld nemen aan de vrouwen en de tijd gaan herverdelen zodat ook zij meer tijd nemen voor de dingen die er echt toe doen.