Skip to main content
  • 01 november 1991

Rampenbestrijding in Bangladesh

Peter Custers

Ongewild, maar gedwongen door de omstandigheden, begint dit relaas over de opkomst van een beweging van landloze boerinnen, met nogmaals beelden over Bangladesh als rampenland. Het is oktober 1991. Er is nog geen half jaar verstreken sinds tienduizenden gezinnen van landlozen langs de kust en op de eilanden in het zuiden van Bangladesh zijn weggevaagd in de ernstigste orkaan die het land in de laatste twintig jaar heeft getroffen. Opnieuw worden talloze mensen bedreigd door de dood, ditmaal de hongerdood.

Terwijl ik me opmaak om een optimistisch artikel te schrijven over de opmerkelijk snelle groei van de Kisani Sabha, de anderhalf jaar geleden opgerichte boerinnenbond van Bangladesh, komen er berichten binnen over ernstige moesson overstromingen in het noorden van het land.

Hoewel ik donders goed weet dat de jaarlijkse overstromingen hun heilzame effekten hebben voor de Bengaalse landbouw (zie Konfrontatie van september jl.) bekruipt me onmiddellijk de angst dat het scenario van 1974 zich zal herhalen. In dat jaar bezweken meer dan twee honderdduizend mensen aan honger en ondervoeding in districten in het noordwesten van Bangladesh. De overstromingen vernietigden te velde staande gewassen en talloze boeren, zonder reserves en ten prooi aan een grenzeloze uitbuiting door handelaren en geldwoekeraars, waren gedwongen hun hebben en houwen te verkopen. En hoewel de toenmalige regering onder leiding van Moedjiboer Rahman op beperkte schaal gaarkeukens opzette, ontbrak het aan een effektief hulpbeleid. Het regime weigerde de ernst van de situatie tijdig te onderkennen en liet toe dat handelaren de rijstprijzen opdreven. En het bruskeerde oppositiepartijen die medewerking bij de noodhulpwerkzaamheden aanboden.

Ook nu weer staan miljoenen met de rug tegen de muur, terwijl verantwoordelijke ministers van het kersverse kabinet van premier Khaleda Zia ontkennen dat er van een ramptoestand sprake is. In de maand september zijn de rijstplantjes voor de aman oogst, de belangrijkste rijstoogst van het land, in delen van Dinajpoer en Rangpoer weggespoeld door de (late) moesson overstromingen. Er beginnen berichten binnen te stromen over doden als gevolg van 'diarree'. Terwijl honderdduizenden landlozen zich afvragen hoe ze de komende maanden door kunnen komen, hebben de parlementaire partijen en ook een groot deel van de landelijke pers het echter te druk met gekibbel over presidentiële verkiezingen. Als de hulpwerkzaamheden in de loop van oktober langzaam op gang komen monopoliseert de regeringspartij, de BNP, net als regeringspartijen in het verleden hebben gedaan, de verdeling van voedsel. Pas nu slaan sommige weekbladen eindelijk alarm: 'A Silent Famine Stalks Northern Districts'.

In feite zijn de tekenen van een hongersnood al lang voor de september-overstromingen zichtbaar. Zij het dat de bevoorrechte groepen in de Bengaalse steden daar niet mee gekonfronteerd worden, omdat honger in de dorpen in de landelijke pers tegenwoordig als verschijnsel van 'diarree' wordt afgedaan. De epidemie van diarree die in meerdere districten in het zuidwesten van Bangladesh in april/mei van dit jaar al heerste, en nu ook in het noorden de kop op heeft gestoken, wordt in wezen veroorzaakt door akute ondervoeding, waardoor de weerstand tegen ongezuiverd drinkwater verdwijnt. Wanneer ik in augustus een rondreis maak in de kuststreken, vertellen vrouwen zo mager als een lat dat zij alleen nog overleven door het merg van bananenbomen te eten. Tijdens de nachtmerrie van 1974 probeerden hongerende vrouwen te overleven door de bladeren van bananenbomen te eten. Maar ditmaal lijken landloze vrouwen, in kustprovincies die ik bezocht althans, niet langer gelaten, en weigeren te wachten tot de dood hen overmant. Een relaas over de uitzonderlijk snelle groei van de boerinnenbond, de Kisani Sabha van Bangladesh.

een massale zitstaking van landloze boerinnen

'Geef ons land, geef ons werk, en neem ons anders maar mee naar de gevangenis!' Onder die leus beginnen enkele duizenden landarme boeren, en vooral veel boerinnen, op 29 juli aan een zitstaking voor het bestuurscentrum in het langs de kust gelegen subdistrikt Doshmina. De massale aktie is op touw gezet door de progressieve, niet-parlementaire Boerenfederatie en de daarmee nauw samenwerkende boerinnenbond, de Kisani Sabha. Zij beogen met hun aktie verdeling van voedsel onder hongerende gezinnen af te dwingen, en de voortdurende korruptie in de verdeling van braakliggende gronden (zogenaamd 'khasland') aan de kaak te stellen. De aktie die tijdens de moessontijd plaatsvindt - de meeste deelnemers/sters worden dus drijfnat - wordt maar liefst acht dagen volgehouden en mondt uit in een klinkklare overwinning: de gouverneur voor het landsdeel Khoelna verschijnt ter plekke om zich van de drijfveren van de aktievoerende boerinnen en boeren op de hoogte te stellen en zegt toe een heronderzoek in te zullen stellen naar de praktijken in de verdeling van 'khas', een belofte die hij binnen twee weken ten uitvoer brengt.

Deze afloop van de zitstaking wordt uiteraard met luid gejuich ontvangen door de landloze gezinnen in de verre omstreken van Doshmina, gezinnen die veelal in schorgebieden leven en die hun hoop gevestigd hebben op het verkrijgen van een lap grond. Het resultaat komt ten dele voor rekening van Abdoes Sattar Khan, de bejaarde voorzitter van de Boerenfederatie. Hij had ondanks zijn leeftijd - hij is tegen de zeventig - de moed om gedurende de acht dagen die de zit-aktie duurde een hongerstaking te houden, een hongerstaking 'tot de dood'.

Sattar Khan, die veel dichter bij de leefwereld van de landlozen staat dan de meeste progressieve politieke leiders in Bangladesh, heeft in zijn leven al heel wat vuren doorstaan. Ondanks een stuwende rol tijdens de onafhankelijkheidsstrijd van '71, werd hij vlak na bevrijding vanwege zijn linkse sympathieen gearresteerd. Vervolgens kreeg hij als gevangene vergif toegediend, waardoor hij aan een kant van zijn lichaam voor anderhalf jaar verlamd raakte. Het mag bijna een wonder heten dat hij zich na ontslag uit de bajes opnieuw heeft weten te wijden aan de opbouw van de boerenbeweging. Toen Sattar Khan in juli jongstleden aan zijn hongerstaking tot de dood begon bezwoer hij dat als de gestelde eisen niet zouden worden ingewilligd, de regering zijn lijk in Doshmina mocht komen ophalen.

Die vastberaden opstelling heeft de deelnemers/sters aan de zitstaking begeesterd om hun massaprotest hardnekkig vol te houden. Volgens leidsters van de Kisani Sabha had een groep vrouwen onderling en in het geheim afgesproken dat als Sattar Khan inderdaad zou sterven, zij kollektief zelfmoord zouden plegen. Een andere faktor die er toe heeft bijgedragen dat de aktie veel steun ondervond (bij de plaatselijke middenklasse, bij richshaw-fietsers in de markt, en zelfs bij politieagenten die bij het bestuurscentrum de wacht hielden) was ongetwijfeld het feit dat de hoofdeis volkomen legaal was: al in 1986 is bij de wet toegezegd dat alle braakliggende gronden in Bangladesh verdeeld zouden worden onder landloze mannen en vrouwen. De bevolking in het subdistrict van Doshmina weet maar al te goed dat ambtenaren onder een hoedje spelen met grootgrondbezitters die zonen en kleinzonen met snorren laten fotograferen en ze zo als 'landlozen' laten registreren. Zo waren veel eigenaars van winkels en theehuisjes op de markt van Doshmina bereid om voedsel voor de aktievoerders ter beschikking te stellen, en sloten uit solidariteit zelfs een dag lang hun tenten.

Doorslaggevend voor het aktiesukses was echter de rol die de 5 à 6 duizend deelnemende boerinnen erin speelden. Niet alleen waren de meesten van hen acht dagen lang niet weg te slaan van de plek waar de zitstaking werden gehouden, maar ze toonden ook veel eigen initiatief en kreativiteit, waardoor de druk op de regering stevig werd opgevoerd. Zo besloten ze zelfstandig om afwisselend in groepjes dagelijks door de markt te gaan demonstreren. En na drie dagen zetten ze de zitstaking om in een bezetting van het regeringsgebouw, waardoor het bestuur helemaal werd lamgelegd. Niet de leden van de Boerenfederatie - arme en middenklasseboeren die het kennelijk te druk hadden met landbouwtaken in het veld - maar de leden van de Kisani Sabha (landloze vrouwen met babies op de schoot) hadden bij de aktie in Doshmina een voortrekkersrol. Zegt ervaren boerenleider Sattar Khan, zichtbaar lichamelijk verzwakt door de krachtmeting, maar tevreden met het resultaat, een week na afloop: "Deze aktie heeft mij geleerd dat vrouwen in de nieuwe agrarische beweging in Bangladesh de leiding zullen nemen."

kisani sabha: fenomenale groei

De deelneemsters aan de bovenstaande aktie behoren, zoals gezegd, tot de Kisani Sabha, een vrouwenorganisatie die in korte tijd fenomenaal is gegroeid. Opgericht in januari 1990, telde deze boerinnenbond - de enige die er überhaupt bestaat in Bangladesh - een jaar later al 20 duizend leden, en die leden zijn, zoals ik zelf tijdens mijn bezoeken konstateer, prakties allemaal gerekruteerd onder de landlozen: hun verhalen spreken van ondervoeding, van een dagelijkse strijd voor overleving. Momenteel wordt het ledental van de Kisani Sabha al op 40 duizend geschat, dat betekent dus een verdubbeling van het draagvlak in nauwelijks een half jaar. Nu al ontpopt de boerinnenbond zich als de grootste vrouwenorganisatie in Bengalen sinds de veertiger(!) jaren, toen een vrouwenorganisatie die bekend staat onder de afkorting 'MARS' (Liga voor de zelfverdediging van Vrouwen) op haar hoogtepunt een vergelijkbaar aantal leden telde. Deze MARS werd populair door het houden van demonstraties rond de eis dat rantsoenwinkels voor vrouwen moesten worden ingesteld, vlak voor de beruchte hongersnood van 1943: van alle beproevingen de zwaarste die de Bengaalse bevolking deze eeuw heeft gekend.

In tegenstelling tot MARS destijds, heeft de Kisani Sabha de meeste akties in haar beginfase gezamenlijk op touw gezet met een mannenorganisatie, de eerder genoemde Boerenfederatie. Dat geldt voor de rally in de hoofdstad Dhaka in januari 1990, toen het bestaan van de Kisani Sabha publiekelijk kenbaar werd gemaakt. Het gaat ook op voor de massale omsingeling in maart van dat jaar, van het bestuurscentrum in een uitgestrekt schorgebied in het zuiden van het eiland Bhola: 960 landloze en landarme vrouwen hielden daar, tezamen met zo'n 4000 mannen, een kilometers lange voettocht en boden een petitie aan aan de regering, met eisen zoals verlichting van de schuldenlast, en natuurlijk de verdeling van braakliggende grond.

Ook bij betogingen en omsingelingen in andere regio's van het land trad men in 1990 en 1991 meestal gezamenlijk op. Een uitzondering op die regel vormt een protestaktie in Patuakhali in december vorig jaar, tegen praktijken van de 'Grameen Bank', een bank die een progressief gezicht heeft omdat zij uitsluitend (kleine) leningen verschaft aan arme dorpsvrouwen. 5000 woedende vrouwen ageerden tegen het feit dat ambtenaren van de bank een landloze vrouw die haar wekelijkse terugbetalingsverplichting niet op tijd had kunnen voldoen, afgeranseld en haar been gebroken hadden.

Die nauwe samenwerking van de boerinnenbond met de Boerenfederatie is natuurlijk niet probleemloos. Toch is wat de Kisani Sabha in minder dan twee jaar heeft weten te bereiken niets minder dan een historische doorbraak, en dat in een land waar de patriarchale onderdrukking van vrouwen verstikkend is. Volgens de Moslimtradities van Bangladesh dienen vrouwen zich verre te houden van de politiek. Met name veel welgestelde boeren houden zich nog strikt aan de patriarchale norm, dat hun vrouw(en) opgesloten dienen te blijven binnen de vier muren van het huis. Tot op de dag van vandaag redeneren door mannen geleide boerenorganisaties dat protest en verzet geen zaak voor boerinnen is, want die zijn zo weinig bewust, zo 'achterlijk'. Bij de zitstaking in Doshmina, bij de omsingelingen en andere akties blijken vrouwen echter veel gedisciplineerder en vastberadener dan de meeste mannelijke deelnemers. Gevraagd naar de redenen waarom de Kisani Sabha de snelst groeiende organisatie binnen de boerenbeweging van Bangladesh is, voeren leiders van de Boerenfederatie als verklarende faktor op dat de Federatie aan de bewustwording van de eigen leden, i.e. mannen, serieus aandacht schenkt. Zo worden de patriarchale vooroordelen van linkse mannen door mannen zelf gelogenstraft.

over het patriarchaat in de bengaalse maatschappij

Ondanks de nauwe samenwerking met de Boerenfederatie heeft de Kisani Sabha wel degelijk een eigen visie, zeker als het gaat om de positie van de vrouw in de Bengaalse maatschappij. Die visie wordt onder andere verwoord door Shamsun Nahar Khan, de voorzitster van de boerinnenbond:

"Veel vrouwen die behoren tot landloze en landarme boerengezinnen werken naast hun mannen op het veld. Ze ploegen weliswaar niet, maar ze doen wel taken als het zaaien van zaad en het snijden van de rijst in de oogsttijd. Daarvoor vangen zij niet meer dan de helft van het loon van een mannelijk landarbeider. En in seizoenen dat er geen werk op het land beschikbaar is worden arme boerinnen vaak ingeschakeld voor voedselverwerkende taken in de huizen van van rijke en middenklasse-boeren voor taken als het koken en drogen van de rijstkorrels, en het stampen van de rijst op een dhenki. Voor dat soort arbeid bestaat er geen vaste loonprijs, de betaling is heel willekeurig. Voor het doen van huishoudelijk werk voor welgestelde families moeten arme boerinnen zich tevreden stellen met 'mahr', i.e. het water dat overblijft na het afgieten van de gekookte rijst. De positie van vrouwen in een middenklasse-boerengezin is anders: zij mag zich alleen bezighouden met voedselverwerking en huishoudelijke taken binnen de vier muren van zijn hut."

Maar honger en de voortdurende ekonomische krisis drijven ook heel veel vrouwen naar de stad:

"Vanwege het toenemend gebrek aan loonarbeid zijn landloze gezinnen in recente jaren in massale aantallen naar de stad getrokken, waar zij 'n hutje opslaan in de buurt van stations of zich vestigen in een krottenwijk. Hier hopen ze bijvoorbeeld werk te vinden in de bouw, maar ze worden daar opnieuw gekonfronteerd met ongelijkheid. Het loon van een vrouw in opleiding in de bouw bedraagt slechts twee derde van dat van een man. Ronduit miserabel is het lot van meisjes die als dienstbodes in middenklasse-gezinnen en bij de rijken te werk worden gesteld. Ze ploeteren van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat al poetsend, kleren wassend, eten kokend, enzovoorts en ze verdienen maar een schijntje. Zulke meisjes worden veelvuldig mishandeld door de vrouw des huizes, en ze hebben niet eens een bed om op te slapen. Echter, ofschoon arme boerinnen en paupers in de stad er het meeste onderdoor gaan, gaan alle vrouwen in Bangladesh gebukt onder het heersende patriarchale systeem. Huishoudelijk werk wordt niet als 'sociale produktie' gezien en wordt 'n soort herendienst. Bijgevolg zijn de verhoudingen tussen man en vrouw bijna altijd die van meester en slaaf."

Veel leden van de Kisani Sabha heb ik horen klagen over het bruidsschat systeem. Hoe sterk is de invloed van dat systeem?

"Het bruidsschat systeem heeft in onze maatschappij de vorm aangenomen van een epidemie. Nog maar dertig jaar geleden waren het de ouders van de bruidegom die, zowel onder Hindoes als onder Moslims, voor een bruidsschat zorgden, maar sindsdien is de situatie omgekeerd en moeten de ouders van de bruid dokken. Eerst werden de grootgrondbezitters en rijke boeren, die hun zonen naar de stad stuurden om te leren, veeleisender, maar tegenwoordig moet ook een arme boer minstens 2000 Taka(1) betalen om zijn dochter te kunnen uithuwelijken. Door gebrek aan een pot voor de bruidsschat kunnen veel meisjes niet worden uitgehuwelijkt. Het systeem leidt er ook toe dat vrouwen worden afgeranseld, en dat er met zuur naar vrouwen wordt gegooid. (Als de familie van de bruid niet in staat is het begeerde horloge of TV-set te leveren, kan er een echtelijke ruzie ontstaan met fatale afloop voor de vrouw, PC). Het gooien van zuur als afstraffing gebeurt tegenwoordig dagelijks. En hoewel de wet verbiedt dat er bruidsschatten worden betaald, houdt niemand zich daaraan. Ook niet de mensen van de toplaag van de maatschappij die voor het aannemen van de wet verantwoordelijk zijn. Afschaffing van het hele systeem behoort, naast hervorming van het hele huwelijkssysteem, tot de hoofdeisen van de Kisani Sabha."

hongerige boerinnen en het recht op verzet

Wat is tenslotte het perspektief voor een beweging van boerinnen in Bangladesh? Een mogelijk perspektief ligt besloten in de geschiedenis.

Het is de tweede helft van de jaren veertig, het hele Indiase subcontinent gonst van de akties tegen het Britse koloniale bestuur. Een van de centra van verzet ligt in Bengalen, in de stad Calcutta, waar kantoorpersoneel en arbeiders/sters van openbare bedrijven in juli 1946 overgaan tot een algemene staking die met demonstraties van honderdduizenden mensen wordt begeleid. Ook de boeren op het platteland van Bengalen, voornamelijk pachters die als deelbouwers praktisch de hele oogst moeten afstaan aan de grootgrondbezitters, de bondgenoten van de Britten zijn het beu. Zij vrezen een herhaling van de gruwelijke hongersnood van 1943: drie miljoen skeletten als konsekwentie van de Britse oorlogspolitiek. In de noordelijke regio, dezelfde regio waar nu een 'stille' hongersnood heerst, komen de pachters het eerst in verzet. Op initiatief van de Kisan Sabha zonder 'i' dus, de door mannen geleide voorloper van de huidige boerinnenbond, gaan groepen vrijwilligers/sters ertoe over om de rijstoogst zelfstandig binnen te halen. De pachters slaan de oogst op op het eigen erf en eisen twee derde te mogen houden. Binnen twee maanden heeft de beweging, bekend staand als de tebhagabeweging, zich over 19 distrikten verspreid. Zes miljoen boeren en boerinnen zijn in touw.

De beweging doorloopt verschillende fasen. In gebieden waar de pachters later in aktie komen gaan mannen en vrouwen, vaak bij duizenden tegelijk, hun recht halen bij de grootgrondbezitter. Ze omsingelen de hofsteden van grootgrondbezitters en trekken zich pas terug als die de rijstvoorraden hebben afgestaan. En daarna, in de derde fase, als het koloniale bewind besluit in te grijpen om de opstand te onderdrukken en politie en leger naar de roerige gebieden stuurt, gebeurt er iets waar zelfs de mannelijke leiders van de Kisan Sabha niet op gerekend hadden. Terwijl zij zelf aarzelen hoe te reageren, als door een Gandhiaanse ideologie bevlogen, nemen arme boerinnen plaatselijk het initiatief over. Zonder heroïek, maar vastbesloten om de zo duur bevochten rijstvoorraden te beschermen en de dreiging van hernieuwde honger af te wenden, vormen ze in veel dorpen spontaan 'nari bahini', vrouwengroepen 'bewapend' met huishoudelijk gerei en middelen die traditioneel gebruikt worden om dieven van het lijf te houden. De laatste fase van de tebhagabeweging is een fase waarin vrouwen het heft in eigen hand nemen. Menige politiepatrouille wordt door hen ontwapend of tijdelijk 'gearresteerd'. (2)

Bangladesh, 1991

Zoals ik in de inleiding tot dit artikel al aangaf, is het probleem van honger en ondervoeding allesbehalve verdwenen. Opnieuw draagt een 'stille' hongersnood veel landlozen voortijdig naar het graf. Er zijn bijna 45 jaar verstreken sinds landloze boerinnen, Hindoes en Moslims, gezamenlijk een voorbeeld stelden. En hoewel de ware toedracht van de tebhagageschiedenis nooit door linkse partijen ten volle is onderkend, houdt de oprichting en de snelle bloei van de Kisani Sabha de kans in dat de organisatorische capaciteiten en het bewustzijn dat onder boerinnen bestaat eindelijk worden erkend. Bovendien (hoe beperkt ook het draagvlak van de boerinnenbond in een land van nu minstens 100 miljoen zielen) zijn de eisen die de Kisani Sabha stelt zo vergaand ten aanzien van vrouwenonderdrukking, het patriarchaat, dat zij de diskussie daarover helpen aanzwengelen tot in de verste uithoeken van Bangladesh.

Ongetwijfeld zal de nieuwe beweging in Bangladesh nog heel wat fasen moeten doorlopen voordat het recht op verzet in bevrijding van boerinnen en boeren kan worden omgezet. Dat Bangladesh echter niet eeuwig een rampenland hoeft te blijven, daarvan getuigt de Kisani Sabha als geen andere organisatie in Bangladesh.

Peter Custers

(1) 18 Taka is ongeveer ëën gulden

(2) zie uitvoeriger: Peter Custers, "Women in the Tebhaga Uprising Rural Poor Women and Revolutionary Leadership (1946 '47)", Nayaprakash, Calcutta, 1987.