Skip to main content
  • 19 mei 2007

Met een basisinkomen is werken een feest

Rymke Wiersma

Hoe lang is het eigenlijk geleden dat we die landelijke bijeenkomst organiseerden onder het motto: ‘Vrij baan voor de baanvrijheid’? Dat was (ik zocht het even op in oude archieven) in mei 1996. Je zou het vanuit de huidige situatie bijna een luxeprobleem noemen. Okee, we moesten solliciteren, het was belachelijk allemaal, er werden strafkortingen uitgedeeld, en als je open en bloot toegaf dat je niet naar betaald werk verlangde kon je uitkering stopgezet worden. Allemaal heel vervelend, maar de ontwikkelingen leken de goede kant uit te gaan. Het leek zelfs in die tijd (ik heb het nu over Utrecht) of de ideeën van ons Platform tegen de Sollicitatieplicht bij de gemeente een klein beetje begonnen aan te slaan. Wat later in 1996 verscheen er een nota over ‘sociale activering’ en ‘de Utrechtse Aanpak’, waaruit bleek dat er omtrent banen, werk en mensen heus sprake was van enige ruimdenkendheid en realiteitszin: er werd ingezien dat betaald werk niet voor iedereen haalbaar was, en dat het belangrijkste toch eigenlijk was dat mensen hun draai vonden in een of andere bezigheid – nou ja, dat moest dan natuurlijk wel iets nuttigs zijn, maar ook het begrip ‘nuttig’ werd tamelijk royaal ingevuld.

Wij baanvrijen waren vooral blij met de erkenning dat er ‘bewust baanlozen’ waren, die er volgens de nota ‘uit sterk ideële motieven voor kiezen zich vrijwillig en onbeloond in te zetten bij veelal sterk ideologische organisaties en actiegroepen, (…) op het terrein van milieu, belangenbehartiging, zorg en hulpverlening, bestrijding van racisme e.a. Het gaat om mensen’, zo ging de nota verder, ‘die geen belang hechten aan materiële waarden als geld, arbeid e.d. Het gaat om een beperkte groep vaak hoog opgeleide mensen, waarvoor het opleggen van de sollicitatieplicht geen enkele zin blijkt te hebben.’ Deze mensen moesten, zo bleek uit deze opmerkelijke nota, kunnen doen wat ze willen en hun uitkering ontvangen zonder sollicitatieplicht. Er werd landelijk gesproken over de Utrechtse Aanpak. De gemeente Utrecht ging zelfs een beetje pronken met het enigszins verlichte beleid. Toen Marta Resink van Omslag met de gemeente Den Bosch in de clinch lag kwam de wethoudster sociale zaken uit Utrecht op de radio vertellen dat Utrecht heel anders met zulke mensen omgaat. We leven in grote welvaart, vond de wethoudster, en dan moet het kunnen dat mensen die zich inzetten voor een betere wereld gewoon een uitkering krijgen.

Maar de tijden veranderden snel. Vooral toen Hans Spekman wethouder was geworden, die zich als raadslid zeer betrokken had getoond bij onze bijeenkomsten en acties, dachten wij bewust baanlozen (nu immers een erkende categorie) dat we nog wel een stap verder konden gaan en openlijk konden weigeren te solliciteren. Het tij was echter gekeerd, de teugels werden aangehaald, en in het nauw gedreven zetten veel ‘bewust baanlozen’ hun activiteiten om in een ID-baan. Nou ja, wat maakte het ook uit, je hield ineens een hoop geld over, dat je weer in je ideële activiteiten kon stoppen. Ondertussen zijn ook de meeste van die banen weer opgeheven – en rara, waar zijn nu al die ‘bewust baanlozen’ gebleven? Hebben ze toch hun draai gevonden in betaald werk? Of staan ze achter de lopende band bij Apprenti…

Apprenti, wat is dat voor iets? Dat is het nieuwe dwangmiddel. Idealisten zomaar een uitkering geven? Ben je betoeterd! Lees mee en huiver:

(Uit de nieuwsbrief van Sociale Zaken Utrecht)
Werk Loont! Vanaf 1 november 2006 krijgen mensen die bij de gemeente Utrecht een bijstandsuitkering aanvragen geen uitkering meer, maar een baan. Als u zich bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) meldt voor een aanvraag, moet u zich de volgende dag melden bij Apprenti BV. De dag daarna kunt u aan de slag als werknemer bij Apprenti. Het salaris is ten minste net zo hoog als de bijstandsuitkering die u anders zou krijgen. Een uitkering is dan niet meer nodig.
Deze nieuwe werkwijze geldt, aldus het bericht, voor iedereen die kan werken. ‘Dat wordt meteen beoordeeld als u een aanvraag doet. Alleen mensen die echt niet kunnen werken, komen nog in aanmerking voor een uitkering.’ Het komt meestal neer op drie dagen werken en één dag begeleiding naar een gewone baan.
Is het verplicht? ‘Als u kunt werken is deelname verplicht. Wie niet meedoet, krijgt geen uitkering.’ En nogmaals klinkt het onheilspellend: ‘Alleen als vaststaat dat u niet kunt werken, komt u in aanmerking voor een uitkering.’ Ik dacht anders dat dáár de WAO voor was!

Er verscheen een pittige blog hierover in de Anarkakrant (zie 26 januari en 17 februari 2007) en tot onze verbazing kregen we prompt een paar reacties van Apprenti-gedupeerden. Hierbij ging het niet eens om de ellende van het gedwongen werken voor een uitkering, en niet eens om het geestdodende van het lopendeband werk, maar om een slechte werksfeer en een nare behandeling door leidinggevenden. ‘Het lijkt echt op een werkkamp’ zei een van hen.
Op de website van de gemeente Utrecht wordt zonder enige gêne toegegeven dat afschrikking het hoofdmotief is van deze Apprenti BV. Veel mensen besluiten om dan maar geen uitkering aan te vragen. Wat er van deze mensen terecht komt is niet duidelijk, dat lijkt de gemeente ook niet bar veel te interesseren; weer een bijstandklant minder, zie je wel, met ‘work first’ boek je resultaat!
Het ergste is nog dat gedaan wordt alsof het (ook of vooral) in het belang is van de (voormalig) werklozen zelf.
Maar Trouw van 31 januari 2007 meldt: ‘Hulp voor bijstandsklanten helpt niet’. Inderdaad. Als hulp niet helpt dan is het echter geen hulp. Je kunt je zelfs afvragen of het hulp geven wel ooit de bedoeling is geweest. Dwingende hulp is dwang en staat dus haaks op hulp. Gemeenten stoppen er miljoenen in en maken het alleen maar allerlei mensen lastig. Na tweeëneenhalf jaar was in Amsterdam slechts 11 procent van de meest kansrijke en intensief begeleidde bijstandsklanten aan het (betaald) werk. Als zogenaamde hulp al niet helpt dan helpt directe dwang zeker niet.
Dat allemaal terwijl er zo’n simpele oplossing voorhanden is: het basisinkomen!

Kortom, laten we het eens over iets leukers hebben! Op vrijdag 19 januari was er in Utrecht een jubileumconferentie van de Vereniging Basisinkomen onder het motto: ‘Basisinkomen: een houdbaar ideaal’. Houdbaar, volgens de folder, in de zin van verdedigbaarheid, maar ook in de zin van actueel, nog steeds relevant. De vereniging bestaat vijftien, ondertussen zestien, jaar, en heeft al die tijd geijverd voor de invoering van een basisinkomen, oftewel een ‘onvoorwaardelijk minimuminkomen voor iedere ingezetene van Nederland.

In 1987 ontstond de Werkplaats Basisinkomen, die was verbonden aan de Voedingsbond. Saar Boerlage kwam vanuit de hoek van vrouwenstudies met anderen tot een zelfde idee. Toen deze twee initiatieven elkaar tegenkwamen is in 1991 de Vereniging van Vriendinnen en Vrienden van het Basisinkomen opgericht.
De Vereniging Basisinkomen stelt zich heel breed op. De meeste leden zullen ongetwijfeld links zijn, maar, er wordt bijvoorbeeld net zoals binnen de tegenwoordige ‘linkse’ partijen, geen stelling genomen tegen het kapitalisme. Is een basisinkomen wel mogelijk binnen het huidige economische systeem? En stel dat het mogelijk is, betekent dat dan een zodanige verbetering van het systeem dat we zouden moeten concluderen dat ‘een kapitalisme met een sociaal gezicht’ of beter nog ‘een sociale inborst’ toch mogelijk is? Of hollen we (sssst!) via het basisinkomen het kapitalisme langzaam uit…?

Terug naar de conferentie. Dat woord doet denken aan enorme zalen, maar de middag vond plaats in de kleine Lutherse kerk in Utrecht. Ik vertrok pas laat van huis en had niet gereserveerd, dus ik was benieuwd of ik nog een plaatsje zou kunnen bemachtigen. Tot mijn verbazing waren er toen ik binnen kwam nog geen twintig, en later hooguit zestig mensen en kon ik zitten waar ik wou.
Hoe kan het dat zo’n goed idee zo weinig mensen trekt? Het is toch goed beschouwd het ‘ei van Colombus’? Met het basisinkomen zou de maatschappij als geheel en zouden alle betrokken individuen van heel wat rompslomp bevrijd zijn. Veel zo niet alle bureaucratisch geritsel met papieren zou door het verstrekken van een basisinkomen aan iedereen verdwijnen. Veel saaie banen zouden opgeheven kunnen worden. Geld dat nu gestopt wordt in eindeloze trajecten, in controles, in huisbezoeken, noem maar op, zou allemaal vrij komen voor het basisinkomen voor iedereen. Er zouden natuurlijk daardoor wel heel veel banen wegvallen, van al die controleurs en ander personeel van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ook particuliere werkbemiddelaars, loopbaandeskundigen en beroepskeuze-adviseers zouden het risico lopen niet zoveel klanten meer te krijgen. Maar dat was niet erg, ze hadden dan toch hun basisinkomen! Konden ze daarnaast nog iets echt leuks en zo nodig nuttigs gaan doen.
Echte armoede zou niet meer bestaan. Mensen zouden geen werk meer hoeven te doen waar ze niet gemotiveerd voor zijn. Werkgevers (en collectieven) die mensen zoeken zouden zorgen dat het werk interessant en/of leuk is, dat de werksfeer goed is, enzovoort. Mensen die graag hun eigen kleinschalige creatieve en/of idealistische bezigheden verrichten kunnen dat met een basisinkomen eindelijk ongestraft doen, zonder kopzorgen over uitkeringen, sollicitatiedwang of ‘Work First’- en Apprenti-dwangarbeid. Anderen, die nu overspannen raken van alle overuren die ze maken, kunnen het rustiger aan gaan doen. Zoals de Vereniging Basisinkomen zelf zegt: ‘Zekerheid zonder gezeur’!

De middag begon met een welkomswoord en een inleiding door voorzitter Michiel van Hasselt, met onder meer een dankwoord aan eerdergenoemde Saar Boerlage, die jarenlang zeer actief was, onder andere als voorzitter, en nu een adviserende functie heeft, daarna een ‘reflectie op 15 jaar gedachte- en beleidsvorming basisinkomen’ door een forum met Wim de Boer (fractievoorzitter Groen Links Eerste Kamer 1991-2003, betrokken bij de totstandkoming van de Werkplaats Basisinkomen) als voorzitter. Aan het forum namen verder deel: Paul de Beer (hoogleraar economie/arbeidsverhoudingen, probeerde in de jaren tachtig het basisinkomen in het PvdA-programma te krijgen), Greetje Lubbi (voormalig voorzitter voedingsbond FNV, ooit nauw verbonden aan de Werkplaats Basisinkomen, nu o.a. voorzitter Greenpeace Nederland) en Robert van der Veen (politiek filosoof, was jaren actief in de Vereniging Basisinkomen en schreef er artikelen over). Daarna was er discussie met de zaal.
Na de pauze was er een lezing door Arjen van Witteloostuijn (hoogleraar economie Antwerpen, in zijn boek ‘De annorexiastrategie’ (over de gevolgen van saneren) houdt hij een pleidooi voor een basisinkomen). Waarna er weer mogelijkheid was tot discussie – met Heleen de Boer als discussieleidster.

Omdat ik helemaal niet van plan was een verslag te schrijven heb ik zomaar wat aantekeningen voor mezelf gemaakt. Hieronder enkele krabbels die ik heb uitgewerkt.
Het grootste bezwaar van tegenstanders van het basisinkomen schijnt te zijn ‘dat het mensen berooft van hun eigen verantwoordelijkheid’. Ik vraag me af welke verantwoordelijkheid hier door die tegenstanders (die er deze middag duidelijk niet bij waren) bedoeld wordt. Als ik kijk naar de mensen die ik ken en gekend heb die bewust baanloos waren, en die hun bijstandsuitkering beschouwden als ‘een slecht geregeld basisinkomen’ dan zie ik juist mensen die zich meer dan gemiddeld verantwoordelijk voelen zowel voor hun eigen leefwereld als voor de wereld verder van hun bed.
Niks onvoorwaardelijk geven’, vinden die tegenstanders, ‘eerst moet er gepresteerd worden!’ Dit lijkt gebaseerd te zijn op een zuinige houding vanuit een een wantrouwig mensbeeld. De nadruk ligt hierbij op de plichten die elk individu tegenover de maatschappij zou hebben. De voorstanders van een basisinkomen draaien het om: mensen krijgen eerst de garantie van een (minimum) inkomen, en daarna kan iedereen zien wat zij of hij wil bijdragen aan de maatschappij, en eventueel wil bijverdienen. Hier ligt de nadruk dus op de rechten: ieder mens heeft recht op een deel van de welvaart. Dus in plaats van een uitkering ontvangen als gunst, met ettelijke plichten en akelige controles heeft iedereen vanzelfsprekend recht op een basisinkomen. Zo’n ruimhartige maatschappij, dat lijkt me duidelijk, kweekt vrienden in plaats van vijanden!
Op een vraag wat er eigenlijk tegen uitkeringen als vangnet is komt uit het forum het antwoord: ‘niks, maar het is niet mooi genoeg. Er is meer dan loondienst. Met een basisinkomen kunnen mensen hun leven zelf invullen. Aan de bovenkant wordt nooit verantwoording gevraagd voor het geld dat ontvangen wordt, aan de onderkant wel, en dan krijg je ook nog het etiket ‘looser’ opgeplakt – weerzinwekkend.’ Inderdaad, en dat lijkt me niet ‘niks’!

Hoe komt het ooit zover dat het basisinkomen, dat jaren geleden door verschillende politieke partijen nog als serieuze optie werd gezien, opnieuw op de politieke agenda komt?
Er worden deze middag verschillende strategieën genoemd: meteen invoeren, of als langzaam proces via de graduele weg, of het geen basisinkomen noemen, maar slinks via uitbreiding van heffingskortingen daar toch terecht komen, of tijdelijk in de ijskast zetten en wachten tot de tijd rijp is, of dan maar beter in een couveuze zetten en het idee blijven koesteren… De zaal is betrokken, discussies verlopen prettig, maar er rolt niet één strategie uit waar we ons met ons allen achter scharen. Zo’n club is het ook niet, lijkt mij. Alle betrokkenen gaan op hun eigen manier verder, de één fanatiek, de ander terloops. Wat dat betreft lijkt mij dat het couveuze idee, waar Jan Juffermans van De Kleine Aarde mee kwam, de beste methode: het idee warm houden en koesteren, totdat er iets uit voortkomt dat zich zelfstandig zal voortbewegen.

Een ‘hard’ idee van het basiskomen is dat het voor iedereen is. Daardoor kan er geen jaloezie ontstaan, geen verwijterig sfeertje zoals dat nu vaak is rond uitkeringen. Wie misgunt een ander zijn AOW? Niemand, want iedereen krijgt het. Het basisinkomen is een AOW voor alle leeftijden.

Hoe kan het dat er niet meer mensen op deze middag afkwamen?
Het basisinkomen is een heel reële politieke mogelijkheid, en in de vereniging zitten mensen van verschillende politieke pluimage, dus ook interessant voor realisten en pragmatici. Daar zijn er toch heel veel van, zou je zeggen? Anarchisten waren er wel, maar ook niet bijster veel. Het idee ‘basisinkomen’ riekt naar overheid en is misschien daarom niet het eerste waaraan een anarchist zal denken. Toch zijn anarchisten voor ‘nemen naar behoefte en geven naar vermogen’. Bij een basisinkomen gaat het om een garantie dat iedereen in de eerste levensbehoeften kan voorzien.
Zolang de kadootjesekonomie niet in zicht is wil ik best genoegen nemen met een basisinkomen – maar dan wel graag meteen een wereld-basisinkomen… De gerichtheid op Nederland is natuurlijk niet echt anarchistisch. Aan de andere kant, je moet toch ergens beginnen!

Zal er nog wel gewerkt worden als iedereen toch een basisinkomen heeft? Ja natuurlijk, want werken, dat wil zeggen bezig zijn met dingen maken, opknappen, verzorgen enzovoort, kan heel leuk zijn. Bovendien willen de meeste mensen graag iets ‘terugdoen’ voor anderen of voor de samenleving. ‘Voorstanders van het basisinkomen’, staat in de brochure ‘Basisinkomen, goed voor de mens’, ‘zijn geen tegenstanders van wederkerigheid.’ Maar, voor-wat-hoort-wat moet niet verengd worden tot werk en inkomen. ‘Wat precies als tegenprestatie geldt, is heel persoonlijk, en kan niet in bureaucratische regels worden vastgelegd. Het principe van wederkerigheid mag daarom niet leiden tot het stellen van voorwaarden bij het garanderen van de minimaal noodzakelijke bestaansmiddelen.
In elk geval, iemand die om welke reden dan ook even niets kan bijdragen, of dat niet op kan brengen, heeft met een basisinkomen toch genoeg om te kunnen wonen en eten.
Er zal met een basisinkomen per individu waarschijnlijk (hopelijk) minder gewerkt worden, maar wel er zullen meer mensen op een nuttige en/of creatieve manier, elk op hun eigen wijze, aan de samenleving kunnen bijdragen. Werk zal weer tot normalere propoties worden teruggedrongen: mensen krijgen de kans eerst te ervaren dat het leven de moeite waard is, en vanuit die ervaring zullen de meeste mensen met plezier bijdragen aan allerlei ook voor anderen nuttige dingen. Dan zal er geen voedingsbodem meer zijn voor het huidige ‘arbeidsfundamentalisme’ (*), dan gelden niet langer de regels van ‘work first’ maar kan werken, omdat het geheel gebaseerd is op vrijwilligheid, weer iets feestelijks worden.