-
23 april 2009
Balkenendes wonderolie
Toen de bomen van de economie tot in de hemel leken te groeien, bankiers en managers zich nog onbekommerd konden verrijken met de meest onwaarschijnlijke bonussen en het neoliberalisme met zijn greed is good-mentaliteit zelfs door vooraanstaande sociaaldemocraten werd gepredikt, streefden onze politici ernaar dat wij ‘de meest concurrerende economie in 2010’ zouden worden. Om dit Walhalla van de hebzucht te kunnen realiseren was het volgens hen onder andere noodzakelijk een ‘activerend werkgelegenheidsbeleid’ te voeren, zoals ze hadden afgesproken op de Eurotoppen van Nice en Lissabon. Een van de maatregelen die daarbij - onder Balkenende II - als onontbeerlijk werd bestempeld was gedwongen tewerkstelling van bijstandsgerechtigden: de zogenaamde Work First-projecten, waarmee inmiddels vrijwel alle Nederlandse gemeenten mensen met een Wwb-uitkering ‘achter de geraniums’ vandaan hebben gejaagd.
Inmiddels hebben we al vijf jaar te maken met bijstandsgerechtigde dwangarbeiders en is de economische voorspoed voltooid verleden tijd. We zien ons geconfronteerd met de diepste recessie sinds de Beurskrach en het regent ontslagen. En wat is de oplossing van het vierde (!) kabinet Balkenende: dezelfde als die ons zou helpen ‘de meest concurrerende economie van 2010’ te worden: meer gedwongen tewerkstelling, namelijk uitbreiding hiervan tot ontvangers van een werkloosheidsuitkering. Ook die moeten nu na een jaar (en als het aan het CDA ligt zelfs al na een half jaar) elke baan accepteren die voorbijkomt, ongeacht opleidingsniveau of hoogte van het eerder verdiende salaris. Minister Donner, die op 23 februari, twee weken voor het aannemen (op 10 maart) van een wetsvoorstel van die strekking van zijn hand, nog in antwoord op Kamervragen meedeelde dat overkwalificatie op de arbeidsmarkt onwenselijk is, omdat dit leidt tot verdringing van lager opgeleiden en demotivatie bij de betrokkenen, laat nu weten, overigens zonder erbij te vertellen dat de scherpere WW-eisen niet voor Kamerleden zullen gelden - voor hen is uiteraard een aparte regeling in de maak -, dat uren besteed aan het steken van asperges of werken in de kassen ook voor een advocaat of hoogleraar ‘uitstekende momenten zijn om tot zelfreflexie te komen en tot inkeer’. Dus of het nu hoogconjunctuur is of crisis, of er nu veel of weinig werkloosheid heerst: de te nemen maatregel is altijd dezelfde: dwangarbeid, Balkenendes altijd werkende wonderolie.
Dat bij het laten slikken van deze olie een grondwetsartikel met voeten wordt getreden, namelijk artikel 19, derde lid, dat een vrije arbeidskeuze garandeert, zal het kabinet worst wezen. De rechter mag toch niet toetsen aan de grondwet. En dat artikel 1.2 van het Europees Sociaal Handvest (ESH) hetzelfde behelst en de rechter daaraan wel mag toetsen, zal het ook niet deren. Naar de schending van artikel 4 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), het verbod op ‘dwangarbeid of verplichte arbeid’, dat sinds 2004 permanent met voeten wordt getreden door stelselmatige toepassing van gedwongen tewerkstelling in het kader van bijstand, heeft immers, als gevolg van de apathie van de slachtoffers, de desinteresse van pers en media en de ‘gouvernementele agenda’ van de Nederlandse rechterlijke macht, immers ook nog nooit een haan gekraaid.