In 1946 vonden in Nederland de eerste verkiezingen na de Tweede Wereldoorlog plaats. Met een opkomst die tegenwoordig verdacht hoog heet, namelijk 93,1 procent. De Katholieke Volkspartij was met 30,8 procent de grootste, gevolgd door Partij van de Arbeid (28,3 procent) en als vierde de Communistische Partij van Nederland (10,6 procent). De liberale Partij van de Vrijheid haalde 6,4 procent. Dat waren nog eens andere tijden, zij het met één opvallende overeenkomst, een massale woningnood.
Hans Boot